Inhoudsopgave:
1.Inleiding
2. Petrus Robbeson en Adriana van der Westen
3. Etten-Leur, Landbouw, Industrie en Onderwijs.
4. Vincent van Gogh.
5. Marie Robbeson en Hendrik Tenholter.
6. De kinderen van Hendrik Tenholter en Marie Robbeson.
7. De kinderen van Hendrik en Marie gaan trouwen.
8. Bijlagen en links.
——————————————————————————–
1.Inleiding
December 1879, het was winter in het Noord-Brabantse dorp Etten-Leur. Het was somber, mistig weer, en sneeuw daalde neer over het grauwe boeren plattelandsdorp. Petrus had vanmorgen eerst de kachel aangemaakt, en witte rook van de fel brandende kachel steeg op uit de schoorsteen. Daarna was hij aan het werk gegaan in de schoenmakerswerkplaats. Zijn vrouw Adriana keek, staande voor de deur van hun huis aan de Markt, naar haar spelende kinderen. Jeanne, acht jaar oud, probeerde met haar twee jaar jongere zusje Wil een sneeuwpop te maken, en de ondeugende Johan, vijf jaar oud, klein van stuk, maar met een bos blonde krulletjes, klom op een sneeuwhoop en gooide met al zijn kracht een sneeuwbal naar de passerende klepperman, die zijn laatste ronde maakte, en onderweg was naar de dorpspomp voor het gemeentehuis, om te zien of de pomp niet bevroren was. Hij groette Adriana en moest lachen om de kleine Johan. Jeanne en Wil zaten samen op school bij de zusters in ’t Withof aan het Moleneind, maar hadden deze week nog vrij. Johan en de kleine Bartje waren nog thuis, maar volgend jaar wilde Johan, net als zijn oudere zussen, ook naar school.
Opa Hubert, 86 jaar oud, die naast Adriana en Petrus woonde, kwam ook even buiten kijken. Hij was grijs en mager geworden, en bleef zonder jas bij de deurpost staan, de wind was koud. Hij hoorde in de verte de stoomfluit van de vertrekkende stoomtrein, van het station van Etten, en keek naar de moeierboom en de houten muziek kiosk, die er prachtig bij stonden onder een witte deken van sneeuw. Soms maakte Hubert na het ontbijt een wandeling door het dorp, maar vandaag vond hij het zelfs te koud om een praatje met zijn dochter te maken, hij deed met zijn lippen: “brr…” en riep “koud” en ging gauw weer naar binnen.
Adriana dacht aan de voorbije kerstdagen, aan de mooie hoogmis in de nog nieuwe, twee jaar oude Lambertuskerk met zijn prachtige gasverlichting, en mooie gebrandschilderde ramen. Zij dacht aan haar feestelijk gedekte kersttafel, waar ze met z’n achten heerlijk gesmuld hadden. Ja, haar vader Hubert en haar broer Adriaan waren er ook bij! Adriaan had voor de kerst een konijn gebracht, stiekem gevangen en gevild. Hij had 20 gulden boete of drie dagen gevangenis geriskeerd, als de veldwachter Alewijn hem gezien had. De konijnenboutjes hadden heerlijk gesmaakt met de aardappelen en de rode bieten uit haar eigen groentetuintje.
Adriana ging naar binnen, ze werd misselijk van de lucht van het open riool dat midden over de markt liep. Petrus kwam uit de schoenmakerswerkplaats, “Adriana je moet gaan rusten” zei hij zorgelijk, terwijl hij zachtjes over haar bolle buik aaide. Het zal niet lang meer duren, hij was nieuwsgierig, wordt het een dochter of wordt het een zoon? Als het maar gezond is. Hij had nog altijd angst, als het maar niet zo ging als met de tweeling, voor drie jaren, die zo klein en zwak waren dat ze onder groot verdriet van hem en Adriana slechts tien dagen in leven bleven. Adriana had elke dag voor de baby’s, bij het Mariabeeld in de slaapkamer gebeden.
“Ik let wel op de kinderen” zei Petrus, even pauze, dacht hij. Het was druk in de schoenmakerij, door het slechte weer kwamen veel dorpsbewoners met reparatie werk. De kleine Bartje, twee jaar oud, kroop over de grond in de werkplaats en speelde met de afvalstukjes leer die overal verspreid op de grond lagen. Hij speelde met zijn vingers en tenen en observeerde kalm zijn vader. “En zet alsjeblieft even de luiken open” riep Adriana nog.
Die waren nu bijna dag en nacht dicht, om het binnen een beetje warm te kunnen houden, Door het wassen en baden van de kinderen gisteren was er veel vocht in huis gekomen, maar misschien dat door het magere zonnetje de ijsbloemen van de ramen verdwenen.
Zo kunnen ongeveer de laatste dagen verlopen zijn, voordat mijn oma van moederszijde ANTONIA MARIA ROBBESON werd geboren op 1 januari 1880.
2. Petrus Robbeson en Adriana van der Westen
Mijn Oma, Antonia Maria Robbeson was geboren in het plaatsje Etten in Noord-Brabant op 1 januari 1880, zij was een dochter van Petrus Robbeson, schoenmaker en Adriana van der Westen, hier onder de geboorte akte van de Burgelijke Stand.
Op 20 juni 1870 waren Petrus, oud 25 jaar en Adriana, oud 27 jaar in Etten getrouwd, de beide vaders, Johannes Robbeson, oud 53 jaar en Hubertus van der Westen, oud 77 jaar, waren schoenmaker van beroep en bij het huwelijk aanwezig, en gaven beide toestemming tot voltrekking van het huwelijk. De beide moeders waren al overleden, resp. Cornelia Dam, 43 jaar oud in 1862, en Willemijna Claassen, 65 jaar oud in 1861. Hubertus van der Westen meldde aan de ambtenaar dat in de overlijdensakte van zijn vrouw abusievelijk Claessen inplaats van Claassen was geschreven, maar dat dit om de zelfde persoon ging. Tevens controleerde de ambtenaar dat de afkondigingen op de deur van het gemeentehuis waren gepasseerd op 5 en 12 juni en dat Petrus aan zijn verplichting omtrent de wet op de nationale militie had voldaan. Petrus was uitgeloot en buiten oproeping gebleven. Getuigen bij het huwelijk waren Petrus Josephus de Wolf, 61 jaar oud en secretaris op het gemeentehuis, en zijn beide zonen Petrus Josephus de Wolf, oud 34 jaar, en Augustinus Johannes Carolus de Wolf, oud 24 jaar beide klerken op het gemeentehuis en Adriaan Alewijn, oud 53 jaar veldwachter, allen bekenden van de bruid en bruidegom. Uit de huwelijksacte blijkt verder dat de vader van de bruid, Hubertus van der Westen, “uit hoofde van ongeleerdheid” niet te kunnen schrijven. Na de huwelijks voltrekking op het gemeentehuis ging het hele gezelschap naar de Rooms Katholieke kerk waar de pastoor het huwelijk inzegende.
Petrus en Adriana kregen acht kinderen, hier onder het overzicht van alle acht kinderen, aangetrouwden en kleinkinderen, zoals je misschien op zult merken, werden nog vele kinderen vernoemd naar hun opa’s en oma’s.
- Cornelia Robbeson (roepnaam Jeanne), is geboren in Etten 9 oktober 1871, zij trouwde in Breda op 21 mei 1900 met Antonius Cornelis Borsten, schoenmaker aan de Haagdijk 29 in Breda. Zij kregen zeven kinderen, vier zoons, Petrus, Ludovicus, Antonius en Gerardus, en drie dochters, Christina, Adriana en Elisabeth. Antonius Cornelis Borsten overleed op 69 jarige leeftijd in Breda op 20 April 1937, en Cornelia Robbeson overleed op 77 jarige leeftijd in Breda op 22 oktober 1948.
- Wilhelmina Maria Robbeson, geboren in Etten 25 juli 1873, zij trouwde in Breda op 12 augustus 1901 met Christoffel Heijbloem, van beroep kleermaker, zij woonden eerst aan de Haagdijk 71, en later aan de Nieuwstraat 46 in Breda. Zij kregen een dochter, en gaven haar de namen Adriana Cornelia. Wilhelmina Maria Robbeson overleed op 64 jarige leeftijd in Lutterade, gemeente Geleen op 11 december 1935, Christoffel Heijbloem overleed op 79 jarige leeftijd in Breda op 2 april 1949.
- Johannes Robbeson, geboren in Etten 23 november 1874, hij bleef ongehuwd, en leerde het vak van schoenmaker van zijn vader en van zijn opa in de schoenmakerij, en werd meester-schoenmaker, tevens was hij lid van het zangkoor van de St.Lambertusparochie. Toen het voor zijn opa te zwaar werd, nam Johannes de schoenmakerij aan de Stationsstraat in Etten over, en zorgde hij voor zijn geestelijk gehandicapte zusje Dymphna, Johannes overleed op 71 jarige leeftijd in de zomer van 1946 te Etten, (12 juli 1946).
- Op 5 april 1876 beviel Adriana van een tweeling, zij kregen de namen Antoinette en Hubertus, volgens de geboorte aktes van de Burgelijke Stand van Etten, werd s’avonds om 10 uur Hubertus geboren en Antoinette een half uur later, zij bleven helaas maar enkele dagen in leven en stierven beide in Etten op 14 april 1876.
- Hubertus Antonius, roepnaam Bartje, Robbeson, werd geboren 10 oktober 1877. Slechts 2,½ jaar oud, op 6 juli 1880 kwam hij door een noodlottig ongeval om het leven, hij werd overreden door de sleperswagen van de bierbrouwerij, en overleed nog de zelfde avond om 19.00 uur. De veldwachter Adriaan Alewijn deed de volgende dag de aangifte van overlijden op het gemeentehuis. Het gezin was door dit leed diep getroffen, hoewel mijn oma het ongeval niet echt had meegemaakt, zij was slechts een half jaar oud, had zij het later altijd over Bartje als er oude herinneringen van vroeger werden opgehaald.
7. Antonia Maria Robbeson, zij werd geboren in de winter van 1880, en wel op nieuwjaarsdag, (1-1-1880), om zes uur s’avonds, in het woonhuis staande aan de Markt nummer 14 in Etten, (mijn oma, waarover dit hele verhaal eigenlijk gaat, maar over haar straks meer).
8. Dymphena (Dymphna) Robbeson, haar roepnaam werd Dientje, geboren in Etten 24 juli 1881, zij was geestelijk gehandicapt en werd haar hele leven door haar ouders, en later door haar broer Johannes met liefde verzorgd, zij overleed in Etten op 25 juli 1940, ( Voordat Petrus Robbeson, haar vader overlijdt in 1916 vraagt hij aan zijn kinderen toch vooral goed voor zijn Dientje te zorgen).
Op 3 februari 1871 hertrouwde Johannes Robbeson, oud 53 jaar, schoenmaker en vader van Petrus Robbeson, in Etten met Maria van Zundert, oud 47 jaar, dagloonster en weduwe van Adriaan van Meer, (Johannes overleed op 86 jarige leeftijd in Etten op 22 maart 1904, Maria van Zundert, zij overleefde Johannes niet lang, slechts 4 jaar, zij stierf op 84 jarige leeftijd in Ettten op 17 augustus 1908).
Op 3 februari 1881 trouwde Adrianus van der Westen, schoenmaker en broer van Adriana, met Jacoba Aerts, winkelierster in Etten. Hubertus de vader van Adriana woonde toen nog maar alleen in het ouderlijk huis, hij ging vier maanden later bij Petrus en Adriana in huis wonen. Op 17 oktober 1881 gaven alle kinderen van Hubertus van der Westen via de notaris aan Petrus Robbeson de volmacht om het ouderlijk huis van Hubertus te verkopen. Twee dagen later gaf ook Hubertus via de notaris aan Petrus Robbeson de volmacht. Op 24 Oktober 1881 werd het huis met erf per opbod door de notaris verkocht voor 225 guldens aan Jan Martin Tijs. Dertien procent van de koopsom ging naar de notaris. Op 28 februari 1882 overleed Hubertus van der Westen, hij was 88 jaar oud geworden.
3. Etten-Leur, Landbouw, Industrie en Onderwijs.
Mijn Oma, Antonia Maria, groeide op in een periode nadat Etten net een bloeiperiode had doorgemaakt, Etten was een welvarende agrarische platteland gemeente geweest, en er ontstond rond 1860 industriële bedrijvigheid, met leerlooierijen, schoenmakerijen, een zeep- en zoutziederij, een pottenbakkerij, een strohulzenfabriek, een glycerinefabriek, een grote suikerfabriek, een steenfabriek, een scheepstimmerwerf en meerdere bierbrouwerijen. Maar het aantal arbeidsplaatsen was te gering. De meeste bedrijven waren in Leur, Etten was vanouds gericht op de landbouw.
En ook ontbrak het in die periode nog aan goed onderwijs. Een middelbare school was er niet in Etten, opgroeiende kinderen waren aangewezen op thuis onderwijs of naar de kostschool in Dordrecht of Breda maar dat was voor vele gezinnen niet te betalen. Er was een hoog lesverzuim op de scholen, omdat kinderen een groot deel van het jaar hun ouders op het land moesten helpen. De leerplicht wet van 1900 maakte een einde aan de kinderarbeid en het schoolverzuim.
In 1870 ontstond er een crisis in de landbouw, er kwam goedkoop graan uit Amerika, omdat de boeren steeds minder graan, rogge en boekweit gingen verbouwen, omdat de graanoogst al jaren tegen viel. Er kwamen steeds meer aardappels op de akkers, een makkelijk te verbouwen gewas. Het menu veranderde, doordat het brood duurder werd, aten veel mensen twee maal per dag aardappel.
Het merendeel van de inwoners van Etten was werkzaam in de landbouw en tamelijk tot zeer arm. Slechts een paar procent van de plaatselijke bevolking hoefde maar belasting te betalen en had daardoor kiesrecht. Het minimum bedrag om te mogen stemmen was 20 gulden per jaar. Vele inwoners van Etten hadden een eigen moestuintje en een aardappelveldje, noodzakelijk om in de eigen voedsel behoefte te voorzien.
Door de mechanisering werd veel mensenwerk vervangen door machinale productie. In de landbouw waren minder landarbeiders nodig, zij trokken naar de grote steden, waar zij werk probeerden te vinden als fabrieksarbeider of namen dienst in het leger.
s’Winters gingen mannen en vrouwen achter het spinnewiel of weefgetouw om extra geld te verdienen, het vee stond in de stal, en de grond kon niet bewerkt worden.
4. Vincent van Gogh.
Mijn oma heeft de schilder Vincent van Gogh nooit gekend al woonde zijn ouders vanaf 1875 (Vincent was toen 22 jaar), net als haar ouders niet ver van elkaar vandaan. De pastorie van Vincent’s vader, Theodorus van Gogh, stond op de hoek van de Roosendaalseweg en de Markt, en de familie Robbeson woonde op Markt nr. 14, aan de andere kant van de Nederlands Hervormde kerk. Vincent woonde weliswaar niet meer bij zijn ouders, maar keerde regelmatig terug naar het ouderlijk huis. Vaak omdat hij geld nodig had, maar toch ook omdat Brabant en Etten hem na aan het hart lagen. Vincent had in London, Parijs, Amsterdam en Brussel gewoond, Hij was net 28 jaar, mislukt als kunsthandelaar en prediker, toen hij zonder maar 1 cent op zak arriveerde in Etten in april 1881. Vincent had de religie de rug toegekeerd, waardoor de relatie met zijn vader slecht was. Maar Vincent had een plan, hij wilde kunstenaar worden. En wie had ooit gedacht dat hij een van de beroemste kunstenaars ter wereld zou worden? Etten was het begin van zijn kunstenaarschap, hier ontdekte hij zijn talenten en legde hij de basis voor zijn latere meesterwerken. Zijn vriend en kunst-schilder Anton van Rappard kwam enkele weken logeren, en samen trokken ze de natuur in om te tekenen en te schilderen, zo gingen ze onder andere naar het Liesbos en naar de heide tussen Etten en Zundert, en ook waren ze vaak te vinden in de Stationsstraat waar Vincent Piet Kaufmann gevonden had om te poseren als model. De bekende tekening met de knotwilligen is daar door Vincent gemaakt in de Stationsstraat (vroeger Leurse straatje).
Verder tekende Vincent de plaatselijke werkplaatsen van de smid, de timmerman en de klompenmaker. In de zomer werd hij verliefd op zijn nichtje Kee Vos Stricker, sinds 1878 weduwe, die op de pastorie logeerde. Zij wees hem resoluut af, maar Vincent bleef volhouden tot het op een drama uitliep. Vincent kreeg ruzie met zijn vader, en vertrok eind december 1881 weer uit Etten. Als je aan Antonia Maria vroeg naar Vincent zei ze: “In het dorp vonden ze het maar een rare man”. Maar in de periode dat Vincent in Etten was schilderde hij wel een duidelijk tijdsbeeld: Een spittende boer, een boer met een sikkel, een kromgetrokken arbeider. Etten bleef een agrarisch dorp waar de boeren hard moesten werken voor een mager levensonderhoud.
5. Marie Robbeson en Hendrik Tenholter.
Antonia Maria, roepnaam Marie ging met 17 jaar (1897) als dienstbode werken aan de Boschstraat 597 te Breda.
Het is moeilijk na te gaan bij welke families zij heeft gewerkt, daar er in het bevolkingsregister van Breda alleen opnames zijn in 1890 en 1900, en in die tien jaar werd de nummering van de huizen aan de Boschstraat ook nog veranderd, in 1890 woonde aan de Boschstraat 597 de familie Klundert en in 1900 de familie Loomans.
Uit mondelinge overlevering weet ik dat Antonia Maria onder andere in betrekking was bij Rechter Formijne. Deze Barend Formijne was getrouwd met Anna Maria Adriana van der Lith, en hadden een dochter van vier jaar oud. Rechter Formijne werkzaam aan de Arrondissements Rechtbank te Breda woonde van 27 juli 1900 tot 23 februari 1901 aan de Grote Markt nr 2 in Breda, daarna verhuisde hij naar Teteringen.
In die periode leerde Marie Robbeson, Hendrik Tenholter kennen. Hendrik kwam uit Schoonhoven, ( Zijn oudere broer Johan Jacob Tenholter woonde al in Breda en was Broodbakker aan de Haagdijk nr 183, misschien was dat de reden dat Hendrik ook naar Breda kwam om werk te vinden), Hendrik liet zich inschrijven in Breda op 13 mei 1898, en ging werken als slagersknecht in de slachterij van slagerij “Klep”.
Hendrik (voluit Henricus Joannes Antonius) was geboren 16 juli 1877 in Schoonhoven, zijn vader Jacob Tenholter, bakker van beroep was twee maal getrouwd geweest, eerst in 1859 met Adriana Alida Ponsioen, uit dit gezin werden 6 kinderen geboren, twee kinderen stierven jong, dus toen Adriana Alida Ponsioen in 1868, op 37 jarige leeftijd stierf, bleef Jacob met 4 jonge kinderen achter. Hij hertrouwde in 1871 op 40 jarige leeftijd met Engelbertha Hendrika Clausman, oud 30 jaar, dochter van een bakker uit Woerden en uit dit huwelijk werden nog eens 10 kinderen geboren, waaronder dus Hendrik.
De bakkerij van Jacob Tenholter bevond zich op de Dam nr 4 , in het centrum van Schoonhoven, naast de bakkerij bevond zich een kleine doorgang naar de tuin achter het huis, In deze doorgang bevond zich het slaapkamerraam van Hendrik, en hij klauterde in zijn jeugd nogal eens in en uit om kattekwaad uit te halen.
De sanitaire voorzieningen waren in die tijd nog niet zoals nu, de “poepdoos” stond bij Jacob niet achter het huis in de tuin of in een schuurtje, maar midden in de slaapkamer, een bankje met een gat erin en een tonnetje met deksel eronder, na 1840 begon men in Schoonhoven met het aanleggen van riolering en waterleiding.
Hendrik werd er al jong op uitgestuurd om een vak te leren en geld te verdienen, met 12 jaar werd hij vanuit Schoonhoven naar Woerden gestuurd, om daar bij zijn oom Nicolaas Clausman het vak van bakker te leren. Na een aantal weken wilde hij wel eens naar huis, om zijn ouders weer te zien. Toen hij na 23 kilometer lopen in Schoonhoven aankwam, stond zijn moeder in de deuropening en zei: “Hendrik wat kom jij doen? Je bent nu in de kost bij Nicolaas !”, en zij stuurde Hendrik weer terug naar Woerden. Huilend liep hij weer terug naar Woerden, maar gelukkig kon hij een deel van de terugreis meerijden met een boerenkar. Het had een diepe indruk op hem gemaakt, zodat hij het jaren later nog aan zijn kinderen vertelde.
In juli 1903 liet Hendrik zich uitschrijven in Breda, en verhuisde tijdelijk terug naar zijn ouders in Schoonhoven, waarschijnlijk om zijn vader te helpen in de Bakkerij, of om tijdelijk de hele bakkerij te runnen, want op 16 oktober 1903 overleed zijn vader, Jacob Tenholter op 73 jarige leeftijd.
In deze periode zal Marie ook zeker geholpen hebben in de huishoudens van haar twee oudere zussen Jeanne en Wil, Jeanne beviel in 1901 van een dochter Christina, in 1902 van een zoon Petrus en in 1903 van een zoon Ludovicus. Wil beviel in 1902 van een dochter met de namen Adriana Cornelia.
Op 29 augustus 1904 trouwen Hendrik en Marie in Breda, Engelbertha Clausman, de moeder van Hendrik, en Petrus Robbeson en Adriana van der Westen, de ouders van Marie waren bij de huwelijks voltrekking aanwezig en gaven hun toestemming voor het huwelijk. Als getuigen waren aanwezig, Cornelis Taken, oud 37, meubelmaker te Breda, Christoffel Heijbloem, oud 32, kleermaker te Breda en behuwd broeder van de bruid, Johan Tenholter, oud 24 slager, broer van de bruidegom en wonende te Utrecht, en als laatste Johannes Robbeson, oud 27, schoenmaker en broer van de bruid, wonende te Etten. Uit de trouwacte blijkt ook dat Adriana van der Westen uit hoofde van ongeleerdheid niet kon schrijven of tekenen. Daarna gingen zij naar de R.K. Kerk Hart van Jezus aan de Baronielaan te Breda en werd het huwelijk ingezegend door Pastoor P.C. Monsen.
Dat men in die tijd nogal eens schrijffouten maakten blijkt uit de trouwboekjes, in het kerkelijk trouwboekje schreef men Maria Cornelia Robbeson, in plaats van Antonia Maria Robbeson, en in het trouwboekje van de gemeente schreef men Robbesin in plaats van Robbeson.
Uit de tekst in het kerkelijk trouwboekje, ziet men hoe men toen over de echtelijke plichten jegens elkander dacht: De echtgenoten moeten in liefde, eendracht en huwelijkstrouw te zamen leven tot de dood hen scheidt. Zij moeten in tijdelijke zaken elkander behulpzaam zijn, maar vooral door een braaf en deugdzaam leven elkander stichten en elkanders eeuwig welzijn bevorderen. De man moet voorzien in het onderhoud zijner vrouw en voor haar zorgen; en wederkeerig moet de vrouw haren man, als haar hoofd, met eerbied en achting behandelen, hem in alles wat goed en eerbaar is, gehoorzaam en onderdanig zijn en met vlijt en spaarzaamheid het huishouden besturen.
6. De kinderen van Hendrik Tenholter en Marie Robbeson.
Hendrik en Marie gingen wonen aan de 2e Markstraat nr 10 in Breda. Negen maanden later 30 mei 1905 werd hun eerste kind, een dochter geboren, met de namen: Engelbertha Adriana Maria, haar roepnaam was eerst Bertha, en werd later Bep. Op 8 mei 1906 verhuisde het gezin naar de Rozenlaan nr 42 te Ginneken, net buiten Breda, en op 6 november dat zelfde jaar werd hun tweede dochter geboren, met de namen Adriana Cornelia, haar roepnaam werd Jeanne, (dat werd uitgesproken als Sjaan).
In februari 1908, verhuisde het gezin weer naar Breda, naar de 1e Markstraat nr 5. Hier werd 20 september 1910 hun derde kind geboren, weer een dochter met de namen Cornelia Johanna, en roepnaam Cor. In 1912 was Antonia Maria zwanger van haar vierde kind, en verhuisde het gezin in april naar Rotterdam naar de Martinus Steijnstraat nr 4. Wat de reden van de verhuizing was weet ik niet. Werd het huis in Breda te klein? Verdiende Hendrik te weinig in Breda om zijn gezin te onderhouden? Was het de oorlogsdreiging vanuit Duitsland? In ieder geval ging hij als bootwerker werken in de haven van Rotterdam.
Op 8 juli 1912 werd een zoon geboren, die de namen kreeg: Antonius Jacobus Henricus Benedictus, met de roepnaam Anton.
Hendrik en Marie gingen in Rotterdam-zuid op zondag naar de R.K. Kerk, St.Franciscus van Assisië aan het Afrikaanderplein. De oudste dochter Bep deed in 1912 heer eerste heilige communie, een feest in het gezin. Felicitaties van alle kanten, o.a. van haar tante Catharina Maria Tenholter, die was ingetreden als zuster Johanna Evangelista, bij de zusters Benedictinessen in het klooster Arca Pacis te Driebergen, In de brief is ook te lezen dat de vader van Marie, Petrus Robbeson ziek was, Petrus had astma en het vaak erg benauwd, de ziekte is erfelijk en hij kwam dus generaties later nog steeds voor in de familie. (zie onderstaande brief)
.
Twee jaar later, Hendrik was ondertussen op het abattoir aan de Boezemstraat in Crooswijk gaan werken, werd op 18 december 1914 hun vijfde kind, een dochter geboren, met de namen Petronella Johanna Catharina, met de roepnaam Nel. Na enige tijd ging Hendrik bij Slagerij “Ammerlaan” aan de Binnenweg werken en daarna vele jaren bij Slager “Swinkels” aan het Hang in het centrum van Rotterdam.
Op 15 maart 1916 overleed in Etten de vader van Marie, Petrus Robbeson, hij was 71 jaar oud geworden. Achterop het bidprentje schreef men onder andere over hem; Goede echtgenoot en goede vader was hij, zoo lang zijne krachten het toelieten, zwaar geleden door benauwdheden, maar ijverig aan den arbeid voor zijn huisgezin. Twee weken later overleed in Schoonhoven de moeder van Hendrik, Engelbertha Clausmann, zij was 75 jaar oud geworden.
Op 25 mei 1918 werd hun zesde kind, dochter Joanna geboren, haar roepnaam werd Joke, en het gezin van Hendrik en Marie verhuisde naar de Christiaan de Wetstraat nr 86a. Vier en half jaar later op 3 januari 1923 werd hun zevende kind, een dochter geboren met de namen Henrica Maria Adriana Engelberta, haar roepnaam wordt Hennie.
In 1924 Behaalde Bep, de oudste dochter van Hendrik en Marie, haar diploma op de St.Lucia Kweekschool aan de Aert van Nesstraat te Rotterdam , en zij werd onderwijzeres aan de huishoudschool aan het Afrikaander-plein te Rotterdam-zuid.
Op 24 februari 1925 overleed in Etten de moeder van Marie, Adriana van der Westen, zij was 82 jaar oud geworden.
In 1925 begon Hendrik voor zich zelf met een slagerij aan de Rosestraat nr 240 te Rotterdam-zuid. In het adressenboek van Rotterdam van 1927 komen we hem tegen:
Zijn dochter Joke hielp hem vaak in de slagerij en met het wegbrengen van bestellingen, op een fiets met een grote mand voorop, tot ver in Lombardijen en IJsselmonde.
In maart 1929 verhuisde het het gezin naar de Putselaan 118c. De kinderen groeiden op in een gezellige omgeving, er werden thuis spelletjes gedaan, gekaart en veel gezongen. Hendrik en Marie vonden het heerlijk om een kaartje te leggen, wanneer de kinderen naar bed waren.
Wat ze speelden weet ik niet meer, eenendertigen of patience, maar Hendrik was meestal de gene die het kaartspel won, en Marie klaagde dan; “Ik win nooit”, en zo ging het weken door tot dat op een avond Marie het kaartspel won!! Marie was dolblij, en Hendrik pakte het potlood waarmee ze de standen van het kaartspel bij hielden, ging heel rustig op zijn stoel staan, en van de stoel op de eettafel, en Marie die riep verschrikt: “Hendrik, wat doe je, wat ga je doen”?
Hendrik schreef heel langzaam op het witte plafond met mooie zwarte krulletters rond de roset van de lamp MARIE 160 PUNTEN , terwijl Marie riep : “Niet doen, niet doen Hendrik”! En toen Hendrik weer op zijn stoel zat, barsten ze allebei in lachen uit.
Hendrik wist dat Marie nooit bij het plafond kon komen, om de tekst weg te halen, dus vanaf dat moment, als Marie weer eens klaagde met “Ik win nooit”, zegde Hendrik niets, maar wees alleen met zijn vinger omhoog naar het plafond !!
Hun zoon Anton werd in 1930, 18 jaar oud opgenomen in het ziekenhuis vanwege een lelijk abces in zijn rug, hij verbleef een jaar in het ziekenhuis, en werd in die periode ook afgekeurd voor militaire dienst omdat hij geen koppelriem kon dragen. Op de zelfde zaal in het ziekenhuis lag een jongen van 15 jaar, genaamd Jan Gelok met TBC. Zijn oudere zus Ans Gelok, 21 jaar oud kwam regelmatig bij Jan op bezoek, en Jan voorspelde op een zeker moment aan Anton en Ans, “Jullie gaan later trouwen” . En Ans drie jaar ouder als Anton zei: “Met dat broekkie”, maar uiteindelijk zou Jan gelijk krijgen. Anton overigens ging in het voorjaar van 1931 met de trein naar het Franse bedevaartsoord Lourdes, werd daar in het bronwater gedompeld, en drie maanden later was Anton genezen. Jan Gelok had minder geluk, hij overleed in de ouderdom van 15 jaar aan de TBC op 13 juni 1931.
7. De kinderen van Hendrik en Marie gaan trouwen.
Op 25 mei 1932 ging de tweede dochter van Hendrik en Marie, Jeanne trouwen met de uit Breda afkomstige Thomas van den Brule, Jeanne had Thomas, 6 jaar eerder in 1926 leren kennen tijdens het carnaval in Breda, Jeanne logeerde bij haar tante Cornelia Borsten, (Marie’s oudste zus), en Cornelia was lid van een carnavals-vereniging, en dus ging Jeanne mee naar het gemaskerde bal. In die tijd ging het er wat soberder aan toe dan nu, van 1919 tot 1936 was er een verbod op carnaval, optochten waren verboden en men mocht zich niet gemaskerd op straat begeven.
Het van oorsprong katholieke feest kon alleen maar leiden tot losbandigheid, drankmisbruik en onwettige kinderen. Alleen gemaskerde bals werden toegestaan. Het had niet veel gescheeld of het carnaval was in 1926 niet doorgegaan, In januari was er een watersnood, diverse dijken waren doorgebroken door de hoge waterstand, in Limburg een dijkbreuk bij Nederasselt.
Verschillende dorpen in het land van Maas en Waal overstroomden, de spoordijk tussen Wychem en Ravenstein brak door, bij Cuyk bezweek de Maasdijk hier door overstroomde het gebied van de Beersche Maas tot aan s’Hertogenbosch, en in Overijssel brak de Vechtdijk bij Dalfsen door en de IJsseldijk bij Zalk, hierdoor kwamen Deventer, Markelo en Almelo onder water te staan. Militairen werden ingezet om dijken te verstevigen, en een strenge vorstperiode in januari maakte het alleen maar erger. Maar zoals uit een artikel van de Bredache courant blijkt ging carnaval in s’Hertogenbosch en Breda toch door. Jeanne en Thomas gingen na de bruiloft wonen aan de Ooievaarstraat nr 6 te Breda. Jeanne ging later nooit meer naar het carnaval, en moest niets hebben van mensen die naar bier roken !
Door de crisistijd was ook Hendrik genoodzaakt zijn winkel in 1933 te sluiten, en in juli 1934 verhuisde het gezin van de Putselaan naar de Dordtschelaan nr 86a. Een benedenwoning met kelder, en tuin achter het huis, en in de tuin hield Hendrik kippen, ( wanneer kleinkinderen op bezoek kwamen mochten ze opa helpen met het zoeken van eieren in het kippenhok). Later is Hendrik weer met een slagerij begonnen, zo komen we hem in het Adressenboek van 1939 van Rotterdam weer tegen: H.J.A. Tenholter, slagerij Putselaan 118c.
Op 11 juni 1936 trouwde hun dochter Cor met Johannes (Jo)Scheffer. Waarschijnlijk konden Hendrik Tenholter en Piet Scheffer (de broer van Jo Scheffer) elkaar al, en is zo de relatie tussen Cor Tenholter en Jo Scheffer ontstaan. Door de crisistijd was het moeilijk om werk te vinden, Jo Scheffer vond werk bij Hoover stofzuigers in Hengelo, dus Cor en Jo verhuisden naar Hengelo.
Na anderhalf jaar vond Jo werk in Rotterdam bij de gemeentelijke Gasfabriek in Rotterdam-zuid, en verhuisden zij weer naar Rotterdam, later werkte Jo Scheffer voor de gemeente aan de Keileweg te Rotterdam.
In het zelfde jaar op 23 december 1936 trouwde ook hun dochter Nel, met de in Amsterdam geboren Fransiscus Johannes Petrus (Frans) Schwägly. Nel was vriendin met Jopie Schwägly, en kwam bij de Schwägly’s over de vloer, en leerde zo Jopie’s broer Frans kennen. ( Voor meer over de Schwägly’s, zie het verhaal, “de familie Schwägly van Zwitserland tot Canada”).
Op 3 mei 1940 trouwde de zoon van Hendrik en Marie; Anton, met Anna Maria Helena (Ans) Gelok. Ans was geboren op 24 augustus 1909 in Goes, zij kwam uit een gezin van zeven kinderen, toen in 1920 het laatste broertje Nicolaas geboren werd overleed de moeder van Ans, Anna Catharina van Goethem, in het kraambed, drie jaar later stierf ook de vader van Ans, Adriaan Gelok, en alle kinderen kwamen terecht in het Wees en Armen tehuis aan de west-kruiskade te Rotterdam, behalve de jongste Nicolaas, die werd opgenomen door het gezin Bonte, en hij mocht later de naam Bonte-Gelok gaan voeren.
Voor het huwelijk was Anton werkzaam geweest als kwekeling met akte, zoals dat toen heette, onbetaald, zijn salaris was rond de kerst 10 guldens, uit de eigen zak van de directeur van de school. In 1939 kreeg hij zijn eerste betaalde baan bij het CBS ( het Centrale Bureau voor de Statistiek) in Den Haag, en kon hij dus gaan trouwen, het echtpaar ging na het huwelijk wonen aan de van Egmondestraat te Voorburg.
Mei 1940 breidde de Tweede Wereld Oorlog zich ook uit tot Nederland en werd o.a. Rotterdam zwaar getroffen, op 14 mei voerde 90 Duitse Heinkel bommenwerpers een zwaar bombardement uit, om de overgave van Nederland te bespoedigen. 30.000 woningen werden verwoest, en 80.000 Rotterdammers waren dakloos, door de harde wind branden hele woonwijken af, in totaal waren door het bombardement 800 doden te betreuren.
https://www.brandgrens.nl/bombardement-en-brandgrens
Op 3 oktober 1941 overleed Hendrik Tenholter tijdens een Engels bombardement op de stellingen van de Duitsers aan de Waal en Maashaven, een afzwaaier kwam terecht op de Dordtschelaan, een bomscherf trof Hendrik in de hartstreek, (Meer hierover in het verhaal over “Mijn Opa, slachtoffer van een Brits bombardement”).
In januari 1942 verhuisde het gezin van de Dordtschelaan nr 86a, naar Dordtschelaan nr 18b, op de eerste verdieping boven een groentewinkel.
Dochter Joke, was nadat Hendrik gestopt was met de slagerij gaan werken bij de Klerk, een meubelzaak aan de beijerlandselaan, waar zij als hulp op het atelier leerde gordijnen te maken. Daarna werkte zij in de oorlog twee jaar in de kapperszaak van haar zus Nel. Joke was voor de oorlog al vriendin met Wil Tenthof van Noorden, en leerde zo ook haar broer Jan (Johannes Franciscus) Tenthof van Noorden kennen. In 1944 ging Joke met Wil op volksdansen, waar Jan dansleraar was, toen sprong de vonk over! Toen Joke enige weken later op bezoek was bij haar vriendin Wil, en Jan ziek op bed lag zong hij een heel oud frans liedje: “Auprès de ma blonde, Qu’il fait bon, fait bon, fait bon. Auprès de ma blonde, Qu’il fait bon dormir” ! Of wel vrij vertaald: Het is goed om te slapen naast mijn blonde vriendin !! Dat liedje werd nog vaak bij ons thuis gezongen. Auprès de ma blonde!!
Jan was werkzaam bij de Woning-inrichtingszaak “Sitskoorn” aan de Strijensestraat nr1, hoek Polderlaan.
Zij trouwden 8 september 1948 voor de wet, en 26 januari 1949 voor de kerk, Door de woningnood na de oorlog, zijn zij de eerst twee jaar gaan inwonen bij Jan zijn ouders aan de Slaghekstraat 143b en daarna verhuisd naar de Utrechtsestraat nr 17 in Rotterdam-zuid.
Op 9 januari 1953, 42 jaren oud, verzwakt door de astma, overleed Cornelia Johanna Tenholter, Cor, de derde dochter van Marie, haar man Jo Scheffer bleef met negen kinderen achter. Hij hertrouwde te Rotterdam op 8 september 1955 met Christina Antonia van Gils.
De jongste dochter Hennie trouwden op 29 september 1954 in Rotterdam met Joop (Johannes) Boekelman, Hennie en Joop waren bijna buurtjes en hebben elkaar zo leren kennen, Hennie woonde bij haar moeder op de Dordtselaan nr 18 en Joop bij zijn ouders op de Dordtselaan nr 10. Joop was werkzaam aan de Beurs op de Coolsingel te Rotterdam, (het huidige World Trade Center).
Antonia Maria woonde toen alleen nog met de oudste dochter Bep samen aan de Dordtselaan in Rotterdam-zuid, Bep is nooit getrouwd, maar was haar hele leven onderwijzeres aan de huishoudschool aan het Afrikaanderplein en verzorgde haar moeder Antonia Maria met veel liefde.
Antonia Maria moest verder, na het overlijden van haar man, met de vele herinneringen aan vroeger en de hulp van haar kinderen. Zij genoot van het leven, vooral bij blijde gebeurtenissen onder haar kinderen en kleinkinderen en gedurende de feesten die men voor haar organiseerde bij haar verjaardagen. Het was een vaste gewoonte, op nieuwjaarsdag gingen we naar oma, feliciteren, cadeautjes geven, mijn ouders en ooms en tantes in de voorkamer met oma, en alle kleinkinderen, neefjes en nichtjes, en later achter-kleinkinderen speelden in de tussenkamer en de achterkamer.
In de bijna 90 jaren van haar leven waren de technische ontwikkelingen enorm geweest, alleen al in haar huishouden: de aanleg van warm en koud stromend water, d.m.v. een geiser, de aanleg van een douche, de overgang van gasverlichting naar electrisch licht, de eerste stofzuiger, de eerste wasmachine, de eerste koelkast, de radio met platenspeler en de televisie.
Zo vertelde mijn neef Philip Scheffer mij de volgende anekdotes: Oma was bij voorbeeld zo gewend zich aan een wastafel in de slaapkamer te wassen, dat de douche-ruimte op de Dordtselaan werd gebruikt voor opslag, dus als je bij oma logeerde en wilde douchen, dan moest je eerst de douche leegruimen, zo stond daar een houten trapleer, een teiltje met schoonmaakspullen, een zak aardappelen. En Oma was gewend voor het eten ’s avonds ‘een borreltje ” te drinken, en het was er echt altijd maar ‘een’ , en haar spreuk was dan; “Op alle zwangere boeren”, had ze die spreuk van haar vader gehoord, toen ze nog als jong meisje in Etten woonde ?
Ook de ontwikkeling van reizen had enorme veranderingen gebracht, zoals de eerste auto, het eerste vliegtuig, en de ontwikkeling van de ruimtevaart. Reisde Marie eerst met de paardentram en stoomtram, later werden het electrische trams en autobussen.
Zij maakte het van heel dichtbij mee, toen in de 60er jaren voor haar deur aan de Dordtselaan, het “Metro-station-Maashaven” werd gebouwd, zij stond in het begin elke keer voor het raam als er weer een Metro voorbij kwam!
Maar ook de grote gebeurtenissen van de 20e eeuw had zij meegemaakt, sommige zijdelings en andere weer heel intensief, zoals de “Watersnoodrampen van 1916 en 1953” en de “Eerste en Tweede Wereldoorlog”.
Antonia Maria Robbeson overleed op 89 jarige leeftijd, op 21 april 1969 te Breda, na een Requiemmis in de Christus Koning kerk aldaar werd zij op 24 april op de R.K. begraafplaats “Zuylen” te Breda begraven. Op haar bidplaatje schreef men onder andere: “onopvallend zoals zij geleefd heeft, is moeder van ons heengegaan, terwijl zij op bezoek was bij haar dochter in Breda. Zij werd door haar kinderen en kleinkinderen bemind, om het vele goede, dat zij voor hen heeft gedaan”.
Bijlagen:
Met oprechte dank aan Pastoor van der Zanden van de RK St.Lambertus parochiekerk te Etten, die voor mij in 1973, in een periode dat computers en internet nog niet bestonden, de Doop-, Trouw-, Begraaf-, en de Adressenboeken van zijn parochie doorspitte op zoek naar Robbesons. Hij schreef mij onder andere: “Maak U niet bezorgd dat U me last bezorgt, U merkt wel dat ’t ’n soort hobby is voor de late avonduren”.
Etten anno 2016, schoolproject : my town is awesome, copyright Timovi.
Meer info over Brabant en Vincent Van Gogh:
https://www.vangoghmuseum.nl/nl/leven-en-werk-van-vincent-van-gogh
http://www.vangoghbrabant.com/nl/locaties/etten-leur
https://www.routevangogheurope.eu/visit
https://ettenleur.stappen-shoppen.nl/
https://www.etten-leur.nl/Inwoner
Genealogische sites Noord-Brabant:
https://westbrabantsarchief.nl/