Het verhaal van Hendrik Tenthoff uit Bochum, de zoon van de stamvader van het geslacht ‘Tenthof van Noorden’.
De opbouw is als volgt:
Inleiding:
Hoofdstuk 1: Het Graafschap Mark.
Hoofdstuk 2: Hendrik in Nederland.
Hoofdstuk 3: De Franse Tijd, 1794-1814.
Hoofdstuk 4: De kinderen van Hendrik Tenthoff.
4.1. Katrina Johanna Tenthoff.
4.2. Pieter Adolphus Tenthoff.
4.3. Hendrik Tenthoff.
4.4. Johannes Tenthoff.
4.5. Johanna Cornelia Tenthoff.
4.6. Beatrix Tenthoff.
4.7. Cornelia Christina Tenthoff.
4.8. Johanna Catrinna Tenthoff.
Hoofstuk 5: De slimme molenaar.
Voetnoten, Bronnen en Links.
Inleiding:
Meer dan 250 jaar geleden, en wel in het jaar 1761, werd op de boerderij van Adolphus Tenthoff en Helena Catharina Friderichs in het Duitse plaatsje Bochum Hendrik Tenthoff geboren. Op 8 oktober werd hij gedoopt, (doopnaam Henricus) in de Propsteikerk St. Petrus en Paulus in Bochum. Hendrik groeide op onder zeer eenvoudige omstandigheden. Zijn vader had een boerderij, maar met niet veel grond, plusminus 11.000 m2, ten noorden van Bochum in het gebied Grumme, dat vernoemd was naar de aldaar stromende beek “de Grummbecke”. Verder bezat hij met vijf andere boeren een nabij gelegen eikenhoutbos, van zo,n 40.000 m2 waarvan ze de bomen voor brandhout en bouwhout gebruikten, en hij bezat met de boeren uit de omgeving gemeenschappelijke weiden, die gedeeltelijk voor akkerbouw en gedeeltelijk als grasland voor de koeien werden gebruikt, (meer over deze gemeenschappelijke weiden in het verhaal van de website-pagina “De geschiedenis van de Bochummer weiden”.
Hendrik had twee zusjes, Anna Christina Gertrud, (1774) en Anna Maria Catharina Gertrud (1777) en twee broertjes, Johan Wilhelm Mauriz (1778) en Johan Henrich Wilhelm (1781). Wat mij opviel was, dat de vier getuigen bij de geboorte akten altijd de boeren en boerinnen van de nabijgelegen boerderijen waren,( door de gemeenschappelijke weiden was er denk ik een soort van cooperatie). Drie van de vier kinderen stierven al op jonge leeftijd. En toen Hendrik rond 1784 in militaire dienst was en daarna was vertrokken richting Nederland, had het gezin een huis in het centrum van Bochum gevonden, en woonden daar alleen nog Hendrik zijn ouders en zijn jongste broer Johann Henrich Wilhelm. Zijn jongste broer zou later het boerenbedrijf van zijn vader voortzetten, (note 1 en note 2).
Hoofdstuk 1: Het Graafschap Mark.
Om het vertrek of de vlucht van Hendrik Tenthoff naar Nederland beter te kunnen begrijpen, blikken we terug op de geschiedenis van het Graafschap Mark, het gebied waarin Bochum was gelegen.
Het graafschap Mark was een gebied van ongeveer drieduizend vierkante kilometer in het westen van wat later Duitsland zou heten. Het was een gebied met vruchtbare grond en een relatief grote bevolking. Het strekte zich uit tussen de rivieren de Lippe in het noorden en de Agger in het zuiden en werd doorkruist door de Ruhr. Het grensde aan verschillende staatjes: in het westen aan het hertogdom Kleef en Berg, in het zuiden aan het bisdom Köln en graafschap Homberg, in het oosten aan het graafschap Westfalen, en in het noorden aan het stift Münster.
Het graafschap ontleende zijn naam aan de burcht Mark. Deze werd in de Middeleeuwen gebouwd door graaf Frederik, en diende als residentie voor de graven van Mark. Erkenning van het gebied als zelfstandig graafschap volgde na de slag bij Worringen in 1288, waarin graaf Everhard II zijn leenheer, aartsbisschop van Köln Siegfried II van Westerburg versloeg. In 1398 werd Mark in persoonlijke unie verenigd met Kleef, nadat Adolf III, een jongere broer van de regerende graaf van Mark in 1368 het naburige graafschap Kleef erfde en in 1391 ook het graafschap Mark.
In 1509 huwde Johannes III, de erfopvolger van Kleef-Mark, de dochter van hertog Willem IV van Berg en Jülich. Hierdoor werden bijna alle gebieden in noordelijk Westfalen in persoonlijke unie verenigd. In 1609 overleed hertog Johannes Willem van Kleef-Mark-Jülich-Berg echter kinderloos. Voor het graafschap Mark zou dit een belangrijk keerpunt in de geschiedenis betekenen. De belangrijkste pretendenten voor de erfopvolging waren de keurvorst van Brandenburg Johannes Sigismund van Hohenzollern en hertog Wolfgang Willem van Pfalz-Neuburg. Na een lange strijd viel Mark met het verdrag van Xanten in 1614 de keurvorsten van Brandenburg toe. Vanaf 1701 zou het met de kroning van Frederik I tot koning in Pruisen deel uit gaan maken van het koninkrijk Pruisen. Na de Pruisische nederlagen in 1806 en 1807 moest Pruisen in de vrede van Tilsit al zijn gebieden ten westen van de Elbe afstaan. Het graafschap Mark werd toen bij het hertogdom Berg gevoegd.
Onder Napoleon Bonaparte werd toen het hertogdom Kleef, en het hertogdom Berg samengevoegd tot groothertogdom Berg, en zijn zwager Joachim Murat werd Landsheer. Toen Jaochim Murat in 1808 koning werd van Napels, kwam groothertogdom Berg onder Frans bestuur. Vanaf 1809 bleef het onder Frans bestuur, maar was op papier de 4 jarige zoon van Lodewijk Napoleon, (de koning van Holland), Napoleon Lodewijk Bonaparte groothertog van het graafschap Berg. In 1815 werd het graafschap deel van de nieuw gevormde provincie Westfalen tot het in 1918 officieel ophield te bestaan.
We gaan hier nog dieper in op de periode tussen 1614 en 1806, de periode dat het graafschap Mark geregeerd werd door het huis Hohenzollerns en vanaf 1701 onderdeel was van het koninkrijk Pruisen, om enigzinds te begrijpen waarom Hendrik Tenthoff weg trok uit het Graafschap Mark.
wordt vervolgd.
Hoofdstuk 2: Hendrik in Nederland.
Hendrik Tenthoff zo’n 22 jaar oud, was vertrokken naar Holland, op zoek naar een betere toekomst. Was hij meegekomen met de 20.000 Pruisische huzaren en Hessische dragonders die in 1787, onder leiding van de veldmaarschalk Ferdinand van Brunswijk, en in opdracht van Koning Frederik Willem II van Pruisen, onze Stadhouder Prins Willem V kwamen bevrijden van de lastige patriotten? We weten het niet?
Waarom stuurde de koning van Pruisen zijn soldaten naar Holland? We hebben het allemaal op school geleerd, De aanhouding bij Goejanverwellesluis, Wilhelmina van Pruisen, de vrouw van stadhouder Willem V, was op die dag op weg naar Den Haag om de Staten van Holland te bewegen haar verdreven echtgenoot naar Den Haag terug te laten keren. Om dit te voorkomen hielden Patriotten uit Gouda haar tegen. De aanhouding was de directe aanleiding voor haar broer, Frederik Willem II van Pruisen om de republiek binnen te vallen en dit leidde weer tot de val van de Patriotten. De aanhouding vond overigens niet plaats in Goejanverwellesluis maar bij Bonrepas aan het riviertje de Vlist, aan de weg van Schoonhoven naar Haastrecht.
Onder andere In Rotterdam maakte op 20 september 1787 een detachement Pruisische huzaren een eind aan het patriottenbewind. Het optreden van het Pruisische leger was een groot succes. De kosten van de militaire operatie (een half miljoen gulden) werden door Holland betaald.
Naar aanleiding van die bezetting werd in Berlijn de Brandenburger Tor opgericht. Als persoonlijke beloning voor van Brunswijk, voor het herstel van de stadhouderlijke macht, gaf stadhouder Willem V toestemming voor het huwelijk van de zoon van de veldmaarschalk Ferdinand van Brunswijk; Karel van Brunswijk met zijn dochter prinses Louise van Oranje-Nassau.
Een paar jaar later kwamen we Hendrik Tenthoff weer tegen, en wel in ‘s-Gravenhage. Op 10 januari 1790 trouwde de 28-jarige Hendrik aldaar in de Nederduitsch Gereformeerd Kerk met de 21-jarige Kornelia van Oorden, dochter van Pieter van Oorden en Jannetje Roosendaal.
Een jaar later werd hun eerste dochter geboren, en zij kreeg de namen van beide oma’s: Katrina Johanna, we zagen enige verbasteringen in de schrijfwijze, ‘Tenthoff’ werd geschreven als ‘Tinthof’ en ‘van Oorden’ als ‘van Noorden’. Dat ‘van Noorden’ bleef bestaan bij alle latere generaties.
En dan rond het jaar 1792 verhuisde het jonge gezin naar Rotterdam, en ging wonen buiten de Oostpoort op Boschjes-Eiland.
Hier werd op 20 januari 1793 een zoon geboren, Pieter Adolphus, vernoemd nu naar beide opa’s. In het doopboek van de Nederduitsch Gereformeerde Gemeente van Rotterdam stonden ook beide opa’s als getuigen ingeschreven. Was opa Adolphus Tenthoff helemaal van uit het Duitse Bochum overgekomen!
In 1794 had Hendrik genoeg geld om binnen de stadspoorten van Rotterdam te gaan wonen en woonde hij aan de Valkensteeg. Een steeg in het verlengde van de Korte Goudsche Wagenstraat, tussen de Groenendaalse Gracht en de Hoogstraat. In 1938 haalde deze steeg alle landelijke kranten, in de Valkensteeg was een blinde muur omgevallen waarbij 7 mensen om het leven kwamen, (3). Binnen het gezin van Hendrik en Kornelia werden nog zes kinderen geboren: Hendrik, Johannes, Johanna Cornelia, Beatrix, Cornelia Cristina, en Johanna Catrinna Tenthoff, (over hen straks meer in hoofdstuk 4 ).
Hoofdstuk 3: De Franse tijd, 1794 – 1814.
Het was een enerverende periode, in 1793 stonden de Fransen tegenover de Oostenrijkers in de Zuiderlijke Nederlanden. De Fransen namen Breda in en belegerden Maastricht, maar moesten zich uiteindelijk terugtrekken.
Op 4 november 1794, na een beleg van twee maanden, veroverde de Franse generaal Jean-Babtiste Kléber Maastricht, dat een half jaar later hoofdstad werd van het Franse departement Nedermaas.
In de winter van 1794-1795 macheerden de Fransen over de bevroren rivieren de Noordelijke Nederlanden binnen, bezetten het land en riepen de ‘Bataafse Republiek’ uit.
Op 18 januari 1795 was de Erfstadhouder Willem V van Oranje gevlucht naar Engeland. Overal kwamen patriotse stadsbesturen aan de macht, hierdoor gingen ook de Gewestelijke Staten en de Staten-Generaal om.
Het politieke bestel werd gemoderniseerd, en de onderlinge verschillen tussen de patriotten en prinsgezinden probeerde men weer bij te leggen. Napoleon Bonaparte inmiddels in Frankrijk aan de macht gekomen, voerde in 1801 een staatsbewind in, en voormalige regenten kregen hun oude bestuursfuncties terug.
In 1805 besloot Napoleon tot invoering van een nieuwe constitutie, met raadspensionaris Rutger Jan Schimmelpenninck aan het hoofd. Dit duurde slechts een jaar, toen werd de Republiek omgevormd tot het Koninkrijk Holland met Napoleon’s broer Lodewijk aan het hoofd.
In juli 1804 kreeg Hendrik Tenthoff een paspoort om vrij door de Bataafsche Republiek dan wel door de bezette gebieden te kunnen reizen. Hendrik Tenthof, habitant de cette ville, natif de Boukum suer de Wezel, 40 ans, 5p.4p. cheveux et fourcils brun, yeux blue, nez et bouche ord. pp n 1 6/m Zeeland.
Vertaald: Hendrik Tenthof inwoner van deze stad, geboren in Boukum aan de Wezel, 40 jaar, 5 voeten (pied) en 4 duimen (pouces) (5x 30,48 cm + 4 x 2,54 cm = 162,5 cm) haar en wenkbrauwen bruin, ogen blauw, neus en mond ordinaire danwel gewoon, paspoort no 1 voor 6 maanden, voor een reis naar Zeeland.
De moeder van Hendrik; Helena Catharina Friderichs, overleed in Bochum in de ouderdom van 73 jaar in het jaar 1800 aan jicht en vochtophoping, zijn vader Adolphus Tenthoff, zes jaar later in de ouderdom van 70 jaar aan longoedeem, (note 4 en 5).
Uit diverse documenten uit het Notariële Archief van het Stadsarchief Rotterdam bleek dat Hendrik Tenthoff handelde in wisselbrieven, hij leende geld en leende geld uit, dat dan na enkele maanden weer moest worden terugbetaald, hieronder enkele afschriften van deze documenten.
Protocol van de Notaris P van der Hoeven, gedeelte uit de inventaris van de nalatenschap van wijlen Netta Dorothea Meijers. “Een onderhandsche obligatie ten lasten van Hendrik Tenthoff en ten behoeve van de overledene, in data 12-1-1804 groot honderd negentig gulden en dertig cents, houdende belofte om jaarlijks af te lossen 50 guldens te beginnen primo juni 1804, zonder beding van rente”.
In 1812 komen we een wisselbrief tegen van 380, 17 guldens: “Sneek, op 26 november 1812, register Notaris Walter Jan Trijnboll te Rotterdam, voor F380,17 lopend geldig binnen twee maanden dezer, vanaf heden zal het U believen tegen die dag op mijn bevel ter mijnen voordele mijn wisselbrief te betalen, te weten de som van drie honderd, tachtig gulden en zeventien cent, gangbaar in Hollandse waarden en compleet volledig”. getekend Hendrik Tenthoff. En enkele maanden later: “De notaris Walter Jan Trijnbol was met zijn collega, Jan van Enschot naar de woning van Hendrik Tenthoff in
de Valkensteeg M, no 652 gegaan, en wij verzochten hem te betalen de wissels. Cornelia Tenthoff vertelden ons, door de ziekte van mijn echtgenoot, sedert vijf weken, en die nog voortduurd, was hij niet in staat de stad te verlaten om geld te ontvangen, en dat is de reden waarom hij op dit moment niet kan betalen”.
In Juli 1810 deed Lodewijk Napoleon afstand van de regering na onenigheid met zijn broer, en Het Koninkrijk Holland werd bij Frankrijk ingelijfd. De burgelijke stand werd ingevoerd en de Nederlandse taal bleef gehandhaafd als officiële taal naast het Frans.
In 1811 bracht Keizer Napoleon een bezoek aan Holland en kwam o.a. ook naar Rotterdam. Burgemeester Willem Suermondt sprak hem toe en overhandigde hem de sleutels van de stad. Daarna reed de keizer de stad binnen, langs de versierde erepoorten en nam hij zijn intrek in het Schielandhuis. De volgende dag bezocht Napoleon de Rotterdamsche Haven en nog enkele bezienswaardigheden, en werd zijn bezoek afgesloten met een groot feest.
In 1812 ondernam Napoleon met zijn Grande Armée een veldtocht naar Rusland, het rijk van Tsaar Alexander I. De Grande Armée bestond naar schatting uit zo’n 450. 000 man; 25. 000 daarvan waren Nederlanders, waarvan slechts 2 á 3 % terugkeerde.
In 1814 werd de 53 jarige vader Hendrik Tenthoff ingelood, voor militaire dienst, met lotingsnummer 1737 bij de inschrijving staat dat hij “buiten bestaan” was, of wel niet in zijn eigen levensonderhoud kon voorzien, (23). Uiteindelijk werd hij door de Militaire Raad “niet goed” bevonden. Hij zal wel blij geweest zijn, na de grote veldtocht van Napoleon naar Rusland in 1812, kwamen natuurlijk langzaam de berichten door dat veel militairen niet terug kwamen en waren omgekomen, dus veel mensen hadden zeker geen zin meer om in dienst te gaan.
Toen zijn zoon Hendrik Tenthoff (geboren 3-8-1794) in 1815 in militaire dienst ging, stond vermeld als beroep van zijn vader, “Knegt in een wijnpakhuis”, woonachtig Valkensteeg, wijk M, nr. 452.
Toen Hendrik getuige was bij de geboorte van Neeltje Johanna Flaes, (4-6-1820) was hij pakhuisknecht en woonachtig aan het plein van de Oosterkerk, wijk L, nr. 372.
In 1830, toen er een volkstelling plaatsvond in Rotterdam woonde Hendrik aan de Goudsesingel.
Hendrik Tenthoff overleed op 77 jarige leeftijd te Rotterdam op 22 mei 1839.,Hij woonde toen aan de Goursche Wagenstraat nummer 491.
Hoofdstuk 4. De kinderen van Hendrik Tenthoff.
Het was een heel onderzoek om alles uit te pluizen, vooral wanneer de dochters respectivelijk heten: ‘Katrina Johanna’, ‘Johanna Cornelia’, ‘Cornelia Cristina’ en ‘Johanna Catrinna’, vooral als ambtenaren in verschillende acten dan maar één voornaam noteren.
4.1. Katrina Johanna Tenthoff.
De oudste dochter van Hendrik Tenthoff en Cornelia Johanna van Noorden was Katrina Johanna, geboren in 1791 in ‘s-Gravenhage en aldaar gedoopt in de Nieuwe Kerk, (6). In de ouderdom van 25 jaar trouwde Katrina Johanna te Rotterdam met de gewezen stuurman Alexander Janson, woonachtig aan de Schiedamschedijk. Een acte hiervan werd opgesteld door notaris Reinier Bordewijk op 5 juli 1816. Hij schreef o.a. in de acte “Juffrouw Johanna Catharina Tenthoff, oud 20 jaren”, Catharina inplaats van Katrina en 20 jaren in plaats van 25 jaren (7)! Katrina Johanna kan hier niet verward zijn met haar zusje Johanna Catrinna, die was in 1816 nog maar acht jaar oud.
Het overlijden van Alexander Janson was niet terug te vinden, maar vijf jaar later trouwde de 30 jarige Katrina Johanna met de 38 jarige broodbakker en weduwnaar Jan Flaes, (ook geschreven Flaas). Omdat in de geboorte acte van Katrina Johanna onjuist “Tinthoff” stond, schreef ook de ambtenaar in de huwelijksacte “Tinthoff”, (8).
Jan Flaes had al heel wat meegemaakt in zijn leven. Toen hij 31 jaar oud was trouwde hij met de 19 jarige Neeltje Soethout, (9) en in dat zelfde jaar, 1815 beviel Neeltje Soethout van een dochter, die de naam kreeg van Cato. Een half jaar later overleed Neeltje Soethout, slechts 20 jaar oud, (10), en tien maanden later overleed ook de kleine Cato, (11).
In 1817 hertrouwde Jan Flaes met de 32 jarige Neeltje Langeveld, (12), zij kregen samen drie kinderen, eerst een tweeling Johanna en Hendrik, vernoemd naar de grootouders. Maar tragisch Johanna werd slechts 13 dagen oud, en Hendrik slechts 15 dagen, (13). Twee jaar later werd een dochter geboren Neeltje Johanna Flaes, zij bleef wel in leven en werd zelfs 78 jaar oud, (14). Echter drie weken na de bevalling van Neeltje Johanna, overleed haar moeder Neeltje Langeveld, en was bakker Jan Flaes weer weduwnaar met een baby van drie weken! (15).
Een jaar later trouwde Jan Flaes dan met Katrina Johanna Tenthoff, en liet hij notarieel vastleggen bij notaris P. van der Hoeven: Testament opgesteld door de Notaris op aanvraag van Jan Flaes, 7-11-1821, waarin Jan Flaes laat vastleggen dat: Mejufrouw Catharina Johanna Tendhoff, zijn huisvrouw geregtigd is tot een vierde zijner nalatenschap. En dat Neeltje Johanna Flaes ontsproten uit zijn eerder huwelijk met Neeltje Langeveld is geregtigd tot drie vierde van zijn nalatenschap. Tevens benoemd hij zijn zwager de heer Jan Tendhoff tot voogd over Neeltje Johanna Flaes, (16).
Dat de familie Flaes en de familie Tenthoff, al voor het huwelijk goede bekenden waren blijkt uit het feit dat Hendrik Tenthoff, de vader van Katrina Johanna Tenthoff in 1820 getuige was bij de geboorte van Neeltje Johanna Flaes.
Acht jaar later overleed op 20 oktober 1829 de bakker Jan Flaes, (17) op 47 jarige leeftijd, en een week later volgde er een inventarisatie van zijn nalatenschap:
Nieuw Notarieel Archief Rotterdam, achiefstuk 229, pagina’s 548 t/m 559 (letterlijke tekst).
548. Op den Vierden November des Jaars Achttien honderd negen en twintig, des voormiddags te tien ure, ter requisitie van Mejufvrouw Catharina Johanna Tendhoff, weduwe van Jan Flaes, in leven Broodbakker, wonende op de Hoogstraat wijk G nommer 60 binnen Rotterdam, eerstelijk in betrekking als met den zelven haren man in wettelijke Gemeenschap van Goederen gehuwd geweest zijnde en ten andere als uit krachte van zijn testament den zevenden november achttien honderd een en twintig, voor den Notaris Pieter van der Hoeven, Junior, in presentie van vier getuigen te Rotterdam gepasseerd, behoorlijk geregistreerd, als des zelfs secretaresse onder algemenen titel, geregtigd zijnde tot een vierde part zijner Nalatenschap. En voorts ter requisitie van den heer Jan Tendhoff, kantoorbediende wonende mede binnen Rotterdam, in qualiteit als door den voornoemden Jan Flaes, bij des zelfs Testament, benoemd zijnde tot Voogd van zijne minderjarige voordochter, Neeltje Johanna Flaes, de welke gesproten was uit zijn eerder Huwelijk met wijlen Neeltje Langeveld, en welke uit krachte van de wettelijke erfvolging geregtigd is tot drie vierde gedeelten der nalatenschap van den voornoemden haren vader.
549. In tegenwoordigheid van Adrianus Strick, Timmerman van bedrijf, wonende als mede binnen Rotterdam, in qualiteit als bij besluit van de Familieraad, gehouden onder voorzitting van den mijnheer den rechter van het kanton Rotterdam nommer eng blijkens proces verbaal van dato den zestienden oktober achttien honderd twintig, behoorlijk geregistreerd, benoemd zijnde tot toeziender voogd van de voornoemden minderjarige Neeltje Johanna Flaes. Ter bewaring van de regten en acten van de requiranten en van een ieder daarbij mogt zijn geintresseerd zonder iemands projudicie, speciaal ook zonder dat daaruit een aanvaarding van Gemeenschap of Ervenis zal kunnen worde afgeleid. Zal door Pieter Samuël Sander, openbaar notaris resenderende te Rotterdam, geadsisteerd met zijner ambtgenoot, wordt overgegaan tot het maken van eenen getrouwe inventaris en nauwkeurige beschrijving van de meubelen, inboedel, huisraad, klederen, gereedschappen en van alles wat het zij baten of lasten bevonden zal worden te behoren tot den boedel bij de requirante Catharina Johanna Tenthoff, en wijlen den voornoemden haren man Jan Flaes, in gemeenschap bezeten geweest en door laatst gemelden op den twintigsten oktober laatstleden met de dood ontruimd en nagelaten zodanig als al hetzelve zal worden gevonden ten mijnen boven gemelden Sterfhuize op de Hoogstraat wijk G nommer 60 te Rotterdam volgens de opgave en aanwijzingen, welke daarvan zal worden gedaan door de requirante Weduwe Flaes,
550. als sedert het afsterven tot hiertoe in de prossessie zijnde geweest, terwijl de waardering der voorwerpen taxatie subject zal geschiede door de heer Martinus Proos, uitdrager binnen Rotterdam, deskundige daarbij door partijen benoemd. De welke heeft beloofd en aangenomen die tauxatie naar zijne beste kennis ter juiste waarde zullen doen. En hebben de Requiranten, de toeziende voogd en de taxateur na gedane voorlezing met de Notarissen alhier de inleiding tot dezen Inventaris getekend. M.Proos J.C. Tenthoff Joh.Tenthoff A.Strick Notaris Pieter Samuël Sander
Hierop dadelijk tot de inventarisatie zijnde overgegaan is door de Requirante aangewezen en dienvolgens getaxeerd het volgende: Op de Builzolder Eene buil à tachtig Guldens …………………………………………………f 80,,–,, Zestien zakken, à twaalf Guldens…………………………………………f 12,,–,, Transportere………………………………………………………………………f 92,,–,,
551. Op het bovenkamertje per transport f 92,,–,, een Pers à vier guldens…………………………………………………………f 4,,–,, Een bloemtafel à eene gulden vijftig cents…………………………….. f 1,,50,, Een bed, peuluwen en twee kussens à zes en dertig guldens…….f 36,,–,, Eenige matten en twee gordijnen à twee guldens vijftig cents….f 2,,50,, Een droogrek à eene gulden…………………………………………………..f 1,,–,, Vier strijkijzers à vier gulden vijftig cents ………………………………f 4,,50,, Twee tinnen en twee verlakte kandelaars à twee guldens ……….f 2,,–,, Twee kussens en een katoenen deken à acht guldens ……………. f 8,,–,, Drie schilderijen en een bedtafel à drie gulden vijftig cents ……. f 3,,50,,
In de Bakkerij Een trog en een werkbank à acht guldens ………………………………. f 8,,–,, Zeven platen à twintig guldens ……………………………………………… f 20,,–,, Enige schalen, een balans, maten en gereedschap à vijf guldens ..f 5,,–,, Transportere………………………………………………………………………..f 188,,–,,
552 In de Winkel per transport f 188,,–,, Tien dozen en vijf en twintig glazen à zestien guldens …………… f 16,,–,, Een blombak à acht guldens ……………………………………………….. f 8,,–,, Een hoekbak, zeef en raanpe à twaalf guldens …………………….. f 12,,–,, Twaalf manden à zes guldens …………………………………………….. f 6,,–,, Een kantoor à twintig guldens ……………………………………………. f 20,,–,, Een Sadetafel à acht guldens ……………………………………………… f 8,,–,, Een tafel en enige stoelen à vier guldens ……………………………… f 4,,–,, Een bed en toebehoren à veertig guldens ……………………………. f 40,,–,, Een gaslamp en pijp à twaalf guldens ………………………………….. f 12,,–,, Een buitenstelling à zeven guldens ……………………………………… f 7,,–,, Een bank en ladder en twee emmers à negen guldens …………… f 9,,–,, Een gordijn en scheren à acht guldens …………………………………. f 8,,–,, Een paar schalen evenwigt à vier guldens vijftig…………………… f 4,,50,, In de Lantaarn Een koperen haard een bak etagere à veertien guldens …………. f 14,,–,, Drie stoelen à zes guldens ………………………………………………….. f 6,,–,, Eene commode à achttien guldens……………………………………… f 18,,–,, Een Spiegel en zes schilderijen à twaalf guldens…………………… f 12,,–,, Een lamp à zeven guldens………………………………………………….. f 7,,–,, Transportere …………………………………………………………………. f 384,,50,,
553 per transport f 384,,50,, Een loper en twee koperen roeden à acht guldens …………. f 8,,–,, Een schildhorlogie à acht guldens …………………………………… f 8,,–,, Een keldertje vier bloembotten, tafel, schel à zes guldens f 6,,–,, Twee gordijntjes à een gulden…………………………………………. f 1,,–,, Op de Achterkamer Een kabinet à tachtig guldens ………………………………………… f 80,,–,, Een ronde tafel en kleed à achttien guldens …………………… f 18,,–,, Een bureau à acht en twintig guldens……………………………… f 28,,–,, Een buffet à achttien guldens …………………………………………. f 18,,–,, Eene spiegel een penanttafel à tien guldens …………………… f 10,,–,, Zes stoelen en een fauteuil à elf guldens ………………………… f 11,,–,, Zes stoven à drie guldens en fijftig cents ………………………….f 3,,50,, Een theestoof, een ketel à drie guldens en vijftig cents …… f 3,,50,, Transportere…………………………………………………………………..f 615,,50,,
554 per transport f 615,,50,, Een kleed en een karpet à twaalf guldens…………….. ………..f 12..–,, Twee schilderijen à vier guldens……………………………………..f 4,,–,, Een servies en een blad à vijftien guldens……………………….f 15,–,, Twee kistjes en twee bloemenvasen à negen guldens…….f 9,,–,, een roomkleurig aardewerk à twaalf guldens…………………f 12,,–,, Enig glaswerk à zes guldens…………………………………………….f 6,,–,, Enig verlakt werk à acht guldens…………………………………….f 8,,–,, Glasgordijnen à zes guldens……………………………………………f 6,,–,, In het Kabinet Drie paar lakens à zes guldens……………………………………….f 6,–,, Zes paar slopen à vijf guldens………………………………………..f 5,,–,, Vier tafellakens à zes guldens ………………………………………f 6,,–,, Achttien servietten, vier hemdsrokken, zes hemden ……f 12,,–,, Zes paar kousen, twintig sloven, vier kielen, zes slaapmutsen f 5,,–,, Twee jassen, drie broeken, vier vesten,twaalf kraagjes ..f 28,,–,, Transportere……………………………………………………………….f 759,,50,,
555 per transport f 759,,50,, Zes dassen, Zes zakdoeken, ’n rokje, ’n hoed, 2p. schoenen f 5,,–,, Twaalf vrouwen hemden à veertien guldens …………………….f 14,,–,, Zes broeken, zes borstrokken, zes kousen ………………………..f 10,,–,, Twaalf rokken à achttien guldens………………………………………f 12,,–,, Zes japonnen, een cloack en een jas à veertig guldens ………f 40,,–,, Zes mutsen en twaalf doeken à acht guldens…………………….f 8,,–,, Een zilveren schaarketting en een schaar met zilver ………..f 5,,–,, een zilveren knipje en naaldenkoker en zes lepeltjes………..f 8,,–,, In de Keuken
Eene tafel en zes stoelen à vijf guldens ………………………………f 5,,–,, Eene spiegel, een haardbank,een vuurwagen à vier guldens f 4,,-,, Vier koperen ketels en een doofpot à tien guldens …………….f 10,,-,, Een ijzeren doofpot en eenig aardewerk ……………………………f 3,,50,, Twee koperen waterblikken, een schuimspaan, een vijzel, een vuilnisblik ……………………………………………………………………………f 2,,-,,
556 Bedragende de taxatie (toen schreef men tauxatie), van al de vooren staande te samen Somme acht honderd zeven en negentig guldens ………………………………………………………………………..f 897,,-,, En alzoo er geens verdere goederen, taxatie subject gevonden werde, heeft de taxateur hiermede zijn functien gedetermineerd en na voorlezing getekend. M.Proos.
De requirante weduwe Flaes heeft daarop verder gedeclareerd dat hares wetens geene andere baten van den gemeenschapelijke boedel aanwezig zijn, doch dat daar tegen ten laste van den boedel voor zoo verre haar bekend is, worden gesustiteerd de navolgende pretentien, zonder dat zij echter door de vermelding van dezelve op dezen inventaris wil worden verstaan de zelve te hebben erkend te weten.
De heer Sichterman voor huishuur …………………….f 100,,-,, de Vleeshouwer Bosman ……………………………………f 27,,-,, de Vleeshouwer Bosman…………………………………….f 9,,-,, Zeilmaker Willeken voor geleverde zakken………..f 14,,-,, Medicina Doctor Spieringshoek………………………….f 30,,-,, Medicina Doctor van Nijmegen…………………………..f 14,,-,, Chirurgijn Nolen Montan ………………………………onbekend Apotheker Versteeg.…………………………………………..f 70,-,, Ten behoeve van minderjarige Neeltje Johanna Flaes het geen aan dezelve is competerende als erfgename van hare overleden moeder Neeltje Langeveld, en met het aandeel of een derde van dezelve in het provenu van de in der tijd verkochtte panden wijk K nummers 472 en 451; bedragende naar luid van zekere in den boedel gevondene en door de voogd overgenomen memorie na aftrek van hypotheek en kosten de som van f 587,,95,,. De meester Sentfrink wegens een promesse door de overledene de negen en twintig mei laatst leden geteekend wegens genote contanten voor zijnen handel f 1200,,-,, op vertoon te betalen.
557
De Graankoper Olielander ………………………………….f 325,,-,, Bedirkskoper ……………………………………………………… f 60,,-,, Restant wegens de geleverde buil aan Hooykaas..f 75,,-,, Perwer Termand…………………………………………………f 30,,-,, Timmerman v de Berg…………………………………………f 25,,-,, Kledermaker Sus…………………………………………………f 22,,-,, Gistkoper Groeneweg…………………………………………f 26,,-,, De Melkverkoper…………………………………………………f 30,,-,, De Koolenverkoper……………………………………………..f 30,,-,, Huur van de Diensboden…………………………………….f 30,,-,, De Directie van de gasverlichting……………………….f 12,,-,, Eindelijk verklaarde de requirante dat de doods en begravenis kosten hebben bedragen de som van f 106,,-,, Het maken en leveren van de doodskist f 50,,-,, En dat de rekening van G.Sehma wegens maken en leveren van Rouwgoederen bedraagt f 68,,25,, 558 Niets verder om op dezen inventaris te worden gebracht beschreven en verklaard, zich opdoende heeft de requirante weduwe Flaes dadelijk onder presentie van Eede verklaard alles getrouwelijk te hebben opgegeven en aangewezen wat harens wetens behoorde tot den boedel en nalatenschap van haren overleden man, Jan Flaes, zonder daaraan iets te hebben ontrokken, zien ontrekken of te weten der er iets aan ontrokken zoude zijn, direct nog indirect. Eindelijk declareerd, de heer Jan Tenthoff op de aanvraag hem door de ondergetekende notaris naar aanlijding van artikel 425 van het Burgelijk Wetboek gedaan dat hij tot hiertoe geen schuldvordering ten laste van de in deze betrokken minderjarige is hebbende. 559 En als het geinventariseerde gesteld en gelaten onder de voortdurende bewaring van haar weduwe Flaes om alles weder op te leven of te verantwoorden, zoo als bevonden zal worden te horen. En na tot het voorenstaande gevaceerd te hebben tot namiddags drie ure bij dubbele taxatie, is daarmede deze inventaris voltrokken, en dit proces verbaal gesloten. Het welke na gedane voorlezen door de Requirante en voogd en de notarissen op de minuute geteekend, die blijft onder bewaring en in’t bezit van den Notaris Sanders. ondertekend:
J.C. Tendhoff. Joh Tenthoff. Notaris Strik. Notaris Samuël Sanders.
Weduwe, Katrina Johanna Flaes-Tenthoff vinden we vanaf 1851 in de adressen boeken van Rotterdam, tot 1862 woont ze Open Rijstuin 11-65, toen verhuisde zij naar de Noordblaak 4-z46. Zij overleed op 76 jarige leeftijd in 1867, (18).
Neeltje Johanna Flaes, bleef ongehuwd, en woonde een groot deel van haar leven bij haar tweede moeder Katrina Johanna Flaes-Tenthoff, (haar natuurlijke moeder Neeltje van Langeveld, was drie weken na haar geboorte gestorven).
Toen haar moeder Katrina Johanna in 1867 overleed, was Neeltje Johanna 47 jaar oud en ging ze bij haar voogd en oom Johannes Tenthoff wonen. zij overleed op 70 jarige leeftijd in 1890, (19).Ik kwam Neeltje Johanna Flaes, ook geschreven als Cornelia Johanna Flaes vijf maal tegen in het bevolkingsregister van Rotterdam, en vele malen in de adresboeken van Rotterdam, maar geen enkele maal stond er een beroep achter haar naam vermeld, alleen particuliere, wat in die tijd aangaf dat de persoon geen beroep had. In tegenstelling tot het vaak voorkomende meid, dienstmeid, arbeidster of naaister.
4.2. Pieter Adolphus Tenthoff.
Pieter Adolphus Tenthoff was geboren in Rotterdam op 20 januari 1793, bij het dopen waren als getuigen aanwezig beide opa’s, Pieter van Noorden en Adolphus Tenthoff, en als adres stond vermeld Bosjes Eijland, (20). Pieter Adolphus werd niet ouder dan 7½ jaar en werd ingeschreven in het begraafboek van de Nederduitsch Gereformeerde gemeente van de Nieuwe of Oosterkerk. En begraven op 25 juni 1800 op het St.Janskerkhof te Rotterdam, (21), het gezin woonde toen aan de Boerensteiger bij Valkensteeg.
4.3. Hendrik Tenthoff.
Hendrik Tenthoff was geboren in Rotterdam op 3 augustus 1794, en gedoopt op 7 augustus binnen de Nederduitsch Hervormde Gemeente, getuige bij de doop was eene Maria Boogert, (22).
We gaan er vanuit dat hij gedoopt was in de Oosterkerk, deze was net om de hoek bij de Valkensteeg. Tot de Nederduitsch Hervormde Gemeente van Rotterdam hoorde in die tijd vijf kerken, respectievelijk de St, Laurenskerk, de Prinsenkerk, de Zuiderkerk, de Oosterkerk en de Pelgrimvaders kerk (Grote Kerk) in Delfshaven. Later kwamen daar nog de Westerkerk bij en de Hulpkerk in de Gouvernestraat.
In 1810 voerde Napoleon Bonaparte in de Bataafse Republiek de dienstplicht in. Vanaf dat jaar was de dienstplicht van toepassing voor de hele Nederlandse bevolking, ( Alle mannen ouder dan 20 jaar moesten zich inschrijven). De Nederlandse bevolking moest in de vorm van dienstplicht bijdragen aan de Napoleontische oorlogsmachine. Het bleek een ingrijpende nieuwe verplichting die hier niet minder dan in Frankrijk en andere Europese landen tot veel ergernis en protest leidde. In Oktober 1813 werd het Franse leger van Napoleon Bonaparte bij de slag bij Leipzig, door de coalitie legers van Rusland, Pruisen, Oostenrijk en Zweden verslagen. En vanaf november begonnen de Franse troepen zich terug te trekken uit Nederland.
In 1814 besloot Koning Willem 1 de gehate Franse dienstplicht van 1810 over te nemen. Hij moest wel, want er melden zich te weinig vrijwilligrs om de Staande Armee te vullen, en er moest een heel nieuw leger worden opgebouwd om de nieuwe grenzen te bewaken.
De Staande Armee bestond uit vrijwillige beroeps militairen, en de Nationale Militie was samengesteld uit door loting aangewezen vrijwilligers. Een ingelote militair kon zich tegen betaling laten vervangen door iemand anders.
In 1814 kwamen we de twintig jarige zoon Hendrik tegen in het Lotingsregister van de Land Militie onder nummer 1738 en was hij goed gekeurd voor de dienst, als beroep stond vermeld kantoorbediende.
Op 4 februari werd hij ingelijfd bij het 4e Bataljon Artillerie van de Nationale Militie als kanonnier. Hij deed goed zijn best, want een maand later, de 16de maart werd hij bevorderd tot Korporaal.
In mei 1814 vertrokken de Fransen militairen pas uit Venlo, en trokken Nederlandse soldaten de stad binnen waaronder Hendrik Tenthoff, zij gingen de vestingwerken bewaken en werden gestationeerd in Fort St.Michael en in de Minnebroeders-Kazerne. Op 16 augustus 1815 werd Hendrik bevorderd tot kanonnier 2e klasse, (23).
Er deden batterijen Artillerie soldaten mee, in juni 1815 bij de gevechten bij Quatre Bras en de slag bij Waterloo, waar Napoleon Bonaparte werd verslagen, door Nederlandse, Engelse en Duitse legercorpsen. Maar volgens mij was het 4e Bataljon Artillerie, waarin Hendrik Tenthoff diende, er niet bij betrokken.
Bij niemand van de militairen stond in het Stamboek van dit Bataljon gegevens ingeschreven omtrent gedane veldtochten, opgelopen verwondingen of uitstekende daden, tussen 1814 en 1816. Ook bij de 129 Artillerie Officieren, Onderofficieren, Korporaals, en Manschappen die toen door de Koning werden benoemd tot “Ridders der Militaire Willems Orde”, komen we Hendrik Tenthoff niet tegen.
In de Militie Registers van Rotterdam, kwamen we in 1816 Hendrik Tenthoff weer tegen, geboren 3-8-1794, van beroep, Militair Korporaal 4e Bataljon Artillerie Nationale Militie te Venlo. Hij tekende op 26 mei voor zes jaar bij het “Vijfde Bataljon Oost-Indië Artillerie van Linie, 2e Expeditie”, tegen vier ducaten handgeld als Kanonnier 2e klasse, en werd op 1 juni gelijk bevorderd tot Korporaal, (24).
Wij komen er niet meer achter waarom hij tekende voor Oost-Indië? Misschien om in zijn levens onderhoud te voorzien? Wilde Hendrik op avontuur? Had hij zich in een kroeg of herberg laten ompraten? Was het een weddenschap onder vrienden geweest? Er waren nog vijf soldaten die de zelfde dag als Hendrik tekende, en alle vijf afkomstig waren van het 4e Bataljon Artillerie Nationale Militie. En wel Jan Schelkens geboren te Gorinchem, Jan Oosterman geboren te Klaaswaal, Gijsbertus de Vreede geboren te Zwolle, en Abraham Baljon en Jan van Schaik, beide geboren te Rotterdam. In het Koloniaal Werfdepot in Harderwijk, werden ze in zes weken klaargestoomd voor Nederlands Indië. Maar ze bleven niet alle zes bij elkaar, maar kwamen in verschillende militaire onderdelen terecht, (25)
In het Stamboek nummer 678 van het “Vijfde Bataljon Oost Indië Artillerie van Linie- 2e Expeditie”, stonden 489 militairen ingeschreven, waaronder Hendrik Tenthoff, een enkeling viel af door ziekte, en 19 militairen deserteerden voordat ze uberhaupt naar Oost-Indië vertrokken.
Er gingen tussen 1814 en 1817 zo’n vijf duizend militairen naar Oost-Indië, Twee regimenten Infanterie, Acht Bataljons Infanterie, een Regiment Huzaren, een Bataljon Pionniers en een Bataljon Artillerie, en 90 werklieden, waaronder scheepstimmermannen, kruitwerkers, zeilmakers, smeden, wielenmakers, etc. en 125 gedeserteerde militairen, die door gratie van Z.M. de Koning niet de gevangenis in hoeften, maar wel naar Oost-Inidë werden gestuurd. Er zouden nog velen militairen volgen!(26).
Waarom gingen al die militairen naar Oost-Indië? Daarvoor moeten we terug in de tijd. Tussen het jaar 1602 en 1795 had de V.O.C. De Vereenigde Oostindische Compagnie handel gedreven met Azië, vooral om de handelsproducten peper en specerijen zoals kruidnagelen, nootmuskaat, foelie en kaneel. maar ook producten als rijst, koffie, suiker , thee, opium, goud, zilver, koper, tin, zijde en porselein.
Gedurende bijna twee eeuwen van haar bestaan rustte de V.O.C. 4721 keer een schip voor de vaart naar Azië uit. En in totaal zond men 3356 maal van overzee een retourschip terug.
In de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) kwam de financieel ongezonde VOC in moeilijkheden, doordat er enige jaren geen rijkbeladen retourvloten naar de Republiek kwamen. In 1795 werd de VOC genationaliseerd en in 1799 verliep het laatste octrooi en waren haar bezittingen aan de overheid vervallen.
In de periode 1795 – 1812, de Franse tijd, waren de koloniën in Engelse handen gevallen. Na de Slag bij Waterloo werd volgens het verdrag van London van 13 augustus 1814 overeen gekomen dat Indië weer in Nederlans bezit zou komen. Koning Willem 1 wilde de koloniën terug veroveren, en het Nederlandse gezag herstellen, en met diverse veldtochten werd het Nederlandse gezag weer hersteld. Maar al heel gauw kwam de Molukse bevolking in opstand, en protesteerde tegen het Nederlandse gezag,
De Nederlandse troepen troffen de bevolking hard door de dorpen, boomgaarden en gewassen systematisch te vernielen. Economische oorlogvoering bleef in de rest van de eeuw een vast kenmerk van de koloniale strijdmethode.
In 1825 ontketende Prins Diponegoro uit Djokjakarta een opstand tegen het Nederlandse gezag op Java. Pas in 1830, na vijf jaar strijd is de Java oorlog afgelopen. De oorlog heeft aan 15.000 koloniale militairen het leven gekost. Aan Javaanse zijde zijn vermoedelijk 200.000 doden gevallen.
Op 19 december 2022 heeft onze premier Mark Rutte excuses aangeboden namens de Nederlandse staat voor het slavernijverleden. Hij zei onder andere, “Eeuwenlang hebben de Nederlandse staat en zijn vertegenwoordigers slavernij mogelijk gemaakt, gestimuleerd, in stand gehouden en ervan geprofiteerd”. “Eeuwenlang zijn in naam van de Nederlandse staat mensen tot handelswaar gemaakt, uitgebuit en mishandeld”. “Eeuwenlang is onder Nederlands staatsgezag de menselijke waardigheid met voeten getreden op de meest afschuwelijke manier”. En te weinig hebben opeenvolgende Nederlandse regeringen na 1863 gezien en erkend dat het slavernijverleden een negatieve doorwerking had en heeft”. “Daarvoor bied ik namens de Nederlandse regering excuses aan”. “Today I apologize”. “Awe mi ta pidi diskulpa”. Tide mi wani taki pardon”.
In het Nationaal Archief in ‘s- Gravenhage bevind zich het archief van het Ministerie van de Koloniën met de Stamboeken en pensioenregisters van Militairen van de KNIL in Oost- en West-Indië van1815-1949. In de controle boeken van de Onder officieren en minderen van de expeditielegers uitgezonden in de jaren 1815-1817 vond ik Hendrik Tenthoff, (27).
In het controie boek inventaris nummer 84, van het 5e bataljon Artillerie van Linie, 2e expeditie, 6de compagnie vinden we op folioblad 651 Hendrik Tenthoff, Korporaal Kanonnier, met de Tromp vertrokken 16 maart 1817 uit Vlissingen. Overleden te Kampong Limboen den 5 maart 1829, hij was dus na 12 jaar militaire dienst, gedurende de Java oorlog (1825-1830) gesneuveld/overleden, (28).
De Kampong Limboen, lag aan de weg van Simkan naar Boho aan de westkant van het Tobameer op het Indonesische eiland Sumatra.
In 1905 maakte de fotograaf Carl J. Kleingrotte enkele foto’s van dit gebied.
Uit de gegevens van het controleboek van de 5e Bataljon Artillerie van Linie kon ik opmaken dat de 6e compagnie van Hendrik Tenthoff bestond uit 100 militairen. Maar voor vertrek uit Vlissingen , werden twee militairen overgeplaatst, een overleed, en een bleef achter in het ziekenhuis in Middelburg. Ook tijdens de overtocht naar Batavia stierven twee militairen uit de 6e compagnie.
Hoe verliep die overtocht? Ook daarover vond ik interessante informatie in het Nationaal Archief, en wel in de Scheepsjournalen van de Marine-schepen die op Oost-Indië voeren, (Archiefnummer 2.12.03, inventarisnummer 4502-4504)(29). Die van het Fregat “Tromp” zijn ingescand, dus kon ik ze, door inteloggen op de webstite van het Nationaal Archief, doorlezen.
Op 16 maart 1817 vertrok het zeilschip “Tromp” uit Vlissingen, aan boord waren Kapitein Mossel en zijn bemanning (equipages) 257 manschappen, waaronder 6 vrouwen en 7 kinderen. Verder waren er 473 militairen aan boord, hoofdzakelijk kanonniers van het 5de Bataljon Artillerie van Linie, de compagnieën 6,7 en 8 en een compagnie van de rijdende Artillerie, tevens 19 vrouwen, 19 kinderen, 5 coloneale (zo omschreven in het journaal, waarschijnlijk Oost-Indiërs) en 7 gedeserteerde militairen, totaal 545 man, en met de bemanning samen 794 man aan boord.
In het scheepsjournaal werd iedere dag het weer en de lokatie van het schip op zee omschreven, en ook uitgebereid de staat van de zeilen, en alle werkzaamheden aan de zeilen. Verder aantekeningen, waardige zaken, ontdekkingen en voorvallen, deze waren natuurlijk interessant om een idee te krijgen wat zich aan boord afspeelde, en krijg je een beetje een indruk, hoe het er 200 jaar geleden op zo’n schip aan toe ging., Hier een kleine opsomming van 6 maanden varen, tekst zo veel mogelijk aangepast aan huidige spelling:
19 Maart, slecht weer en storm, voor anker bij Hayling island, vers vlees aan boord gehaald, voor vaten water aan boord te halen was het weer te slecht.
22 Maart, vertrokken naar zee door verkeerde wind weer terug naar Hayling island.
23 Maart, naar Portsmouth, de Hollandse Consul kwam aan boord en werd met alle militaire honneurs ontvangen.
27 Maart, lichten het anker, ondanks hoge barometer, zware buien en mist.
5 April, hoge zee, we maakten veel water en moesten constant pompen.
8 April, in de boeg lekkage, water met zuigende brandspuit weggepompt, zodat het niet in de kruitkamer kon komen.
9 April, langs Porto Santo en Madeira,
11 April, passeerden Tenerife en Palma.
22 April in de haven van Praia (Porto da Praia, Kaap Verdië), 30 vaten vers water gevuld. Timmerman ontdekte voor de boeg enige lekkages.
25 April, voor vertrek negen man vermist, waren achter gebleven met water halen, rapport gemaakt voor de gouverneur.
3 Mei, voorraad stokvis, muf en verrot, ging overboord.
5 Mei, met parade werd een kanonneur wegens het stelen van water gestraft, en een marinier wegens brutaliteit tegen een sergeant.
6 Mei, een lichtmatroos was al te driftig met water vangen, geraakte over boord, zonder dat men hem helpen kon, het schip voer op dat moment 5 mijl en het was al donker.
9 Mei, generale scheeps inspectie, liet bij voorlezing een aanspraak aan de equipages doen, ter gelegenheid van het passeren van de evenaar, was het gebruikelijk om enige gelden bij elkaar te brengen, om bij de eerste plaats aan land drank te kopen ter vermeerdering van hun rantsoen.
Gaven een extra ransoen drank aan de equipages, ter verjaardag van Princes W.F.L. Marianne. Timmerman had aan stuurboord weer lekkage ontdekt.
14 Mei, ruimende wind, stelde alles in het werk de hitte op het schip te verlagen, door de batterij poorten onder goede surveillance open te zetten. Om vijf uur alle vuren uit, om de kombuizen te koelen, waar de hitte niet te harden was. Ook deed chirurgijn Cornelissen zijn best om ruim 50 zieken te behandelen. Benedendeks stonk het naar kaas en stokvis, waardoor het benauwd werd en bedorven lucht veroorzaakte. Zelfs in mijn kasten beschimmelde alles binnen twee uur, dus stond ik weer vroeg op om naar het dek te vluchten.
17 Mei, 10 vaten zuurkool waren bedorven, werden afgekeurd en overboord geworpen.
19 Mei, In de kruitkamer bezig geweest met het keren van het kruit, enige papieren cardoezen (kruithouders) door de vochtigheid bedorven, het kruit in lege vaten gestort.
25 Mei, Twee mannen overleden, een chirurgijn (mil.324) van de troepen, en een van de equipages, die wij volgens scheepsgebruik overboord zetten. Door de troepen werd aan de gemelde 2e chirurgijn alle militaire honneurs bewezen. Er waren 10 van de equipages ziek en 34 militairen. Varen richting Kaap Frio, (Brazilië).
30 Mei. gedurende de dag ontdekten we twee schepen, een schoener hijsde de Amerikaanse vlag, die wij beantwoorde met het hijsen van onze vlag, wij draaiden bij, en vernamen dat het schip van New York kwam en nu van St.Salvador naar Rio de Janeiro onderweg was.
1 Juni, in de voormiddag in de kruitkamer bezig met het vullen van cardoezen voor saluut schoten.
3 Juni, Loods kwam aan boord en zeilden de haven van Rio de Janeiro binnen met een saluut van 15 schoten, een saluut van 21 schoten werden door t’kasteel beantwoord.
4 Juni, Commandant Wolterbeek en ik gingen aan land om de Hollandse Ambassadeur, de heer Molhuis te complimenteren, en gaven aan edelachtbare te kennen om te zullen zorgen dat de vereiste timmermannen zouden worden aangeschaft om het schip zo spoedig mogelijk op te knappen, verder mij drie maal per week het nodige vers vlees en groenten voor de equipages en de troepen te bezorgen.
5 Juni, een kanonnier over boord gesprongen in de eerste wacht, om aan land te gaan zwemmen, we deden enige schoten, omdat deze persoon ook al in Portsmouth over boord was geweest, en toen was opgepikt door de Engelse loodsboot, (onder officieren en minderen mochten klaarblijkelijk niet aan wal passagieren).
8 Juni, ik plaatste uitkijken op bakboord, meende twee man te zien zwemmen gedurende de hondewacht, na enige geweerschoten, en generale monstering werden twee kanonniers vermist, daarna de sloep uitgezet om beide op te vissen.
9 Juni, een der vermiste manschappen weer aan boord. Er kwamen 46 helpers om onze timmerlieden buiten aan bakboord te helpen met reparatie van de potdeksels (potdeksel is de bovenste rand van de romp van het schip). we plaatsten de labberlot (sloep) met een stel roeiers, en de kwartiermeester en adelborst op ’t spintouw op de brandwacht.
10 Juni, een spijskist met rauwe erwten bedorven, wierpen deze overboord.
11 Juni, de kuipers repareerden de watervaten.
13 Juni, de drie liggende Hollandse schepen voor de Oost, l’August, Selima en Hoop zeilden naar zee. Tegen avond sprong een Kanonnier van het voorschip om aan land te zwemmen, maar werd door de op brandwacht liggende sloep opgevist, aan boord gebracht en in de boeien gezet.
14 Juni, om 9 uur met de parade, corporaal van der Voort die afgestraft zou worden, trok zelf zijn mes en blesseerde daarmee de 1e Kapitein Mossel, hij werd gelijk door de eromheen staande officieren gevat en bij die gelegenheid geblesseerd, hij werd naar de ziekenboeg gebracht en verbonden en daarna in de boeien gezet en in t blackholl gezet.
15 Juni, een kanonnier overleden (no 5), 11 equipages en 26 militairen ziek.
16 Juni, het lijk van de gisteren overleden kanonnier op een behoorlijke afstand, zeewaardig uit de labberlot (sloep) over boord gezet. Installeerde de leden der krijgsraad om over het lot van corporaal van der Voort te beslissen.
19 Juni, Vers vlees en groenten aan boord. De kanonnier Bouven wegens desertie in t water dood geschoten. De kanonnier Bouven had zich van t voorschip laten zakken om naar land te zwemmen, er werd naar hem een lopend touwwerk toegeworpen, en door de Kapitein Lt. Grim en de wacht hebbende officier de 1e Luitenant Diemer toegeroepen weer aan boord te komen of anders zou op hem geschoten worden.
En daar er geen sloepen aan boord of in de nabijheid waren om hem op te vissen, bleef genoemde kanonnier steeds door zwemmen. Daarom gaf 1e Luitenant Diemer op order van den Kapitein Luitenant drie schoten met scherp op hem. De grote sloep met 1e Luitenant Geldrop viste hem dood op waarna hij aan boord in de ziekenboeg werd gebracht ter visitatie, hij was getroffen door een kogel in de hals en een in de schouder. Daarna op een flinke afstand zeewaarts over boord gezet.
22 Juni, Kommandant Wolterbeek bevordert tot Schout bij Nacht en Ridder L.F. Wolterbeek ter kennisgeving van Z.M. den Koning der Nederlanden. Het fregat. Z.M. Wilhelmina, ook gelegen in de haven van Rio de Janeiro gaf een saluut van 13 schoten, en paradeerde het volk in t wand, en bedankte met 11 schoten, Hierop werd op order van Zijne Hoogheid een extra oorlam uitgedeeld. In de namiddag ging de Schout bij Nacht onder geleide naar Z.M. Fregat Wilhelmina en bewees de vereiste honneurs.
23 Juni, Corporaal van der Voort de dood aangezegd. Hielden krijgsraad en te half 12 werd dezelve op ’t halfdek gebracht en door de tribunaal uit naam van de krijgsraad het vonnis voorgelezen, om op woensdag aanstaande te half 11 met de kogel te worden bestraft, en werd hij hierop in een hut op de koebrug onder verzekerde bewaring gebracht met steeds een scheeps en militaire officier bij zich.
25 Juni, Krijgsraad, op het halfdek Corporaal van der Voort, en de commissarissen van de krijgsraad op order van de Schout bij Nacht C.J. Wolterbeek werd een bepaling voorgelezen, inhoudende dat door Hare Majesteit de Koningin van Portugal was verzocht de veroordeelde te bevrijden van de doodstraf. Door de Schout bij Nacht en de krijgsraad werd besloten het vonnis uit te stellen tot Batavia. De Corportaal van der Voort werd overgebracht naar het Fregat Wilhelmina, en de Gouverneur Generaal van Batavia zou over zijn lot oordelen.
30 Juni, alles in gereedheid gebracht voor zee te kiezen.
2 Juli, half zeven, loods aan boord, gingen onder zeil met een saluut van 15 schoten, naar zee zeilend, in de zuiderlijke oceaan, richting Java.
7 Juli, hoog aanschietende zee, waardoor het schip zwaar werkte en slingerde.
16 Juli, lekkage in de voorste hutten op de koebrug.
21 Juli, stormvlagen en weerlicht, inspecteerde de kruitkamer, alles in goede orde.
22 Juli, berookte het tussendek met zoutzuur.
23 Juli, ’s nachts Tamboer der troepen overleden (no 6), in de platvoet ’t lijk van de vannacht overleden Tamboer naar scheepsgebruik over boord gezet.
24 juli, dagelijks een aantal kaapse duiven bij het schip.
29 Juli, Zette zes zeilen bij, ontwaarde een schip, schipsein ter herkenning door het hijsen van de Hollandse vlag, beantwoorde het zelfde na ons, bleek Z.M. Fregat Wilhelmina. Colonel Dibbits kwam aan boord, om de Schout bij Nacht te complimenteren, waren vier dagen na ons uit Rio de Janeiro vertrokken, maar waren vier graden westelijker gevaren. Zeilen nu in Indische zee.
1 Augustus, hadden een hoge deining uit het oosten, waardoor het schip sterk stampte.
3 Augustus, gaven een extra oorlam, veel werk aan de zeilen.
7 Augustus, luiden de equipages om voor de boeg te komen, en gaf hun uit naam van de Schout bij Nacht en Ridder Wolterbeek kennis dat heden de 66e verjaardag van de Prinses douariere van Oranje te zijn. Princes Frederica Sophia Wilhelmina van Pruisen (de moeder van Koning Willem 1), we hesen de vlag en joelde drie maal en er werd een extra borrel, of wel oorlam aan ’t volk uitgedeeld.
9 Augustus, de vrouw van de 1e timmerman van een dochtertje bevallen, koers richting eiland Amsterdam en eiland St.Paul.
11 Augustus, zoutzuur beroking, de troepen hielden inspectie, bij het openen van de gezoute vlees vaten, bleek een groot gedeelte bedorven. Wierpen het toen overboord.
24 Augustus, In de voormiddag hielden parade de troepen onder’t geweer, en ’t volk voor de boeg, per order van de Schout bij Nacht en Ridder Wolterbeek ter hunne kennis gebracht dat heden de 45ste verjaardag van Z.M. den Koning der Nederlanden, zulks door het hijsen van de vlaggen aan de gaffeltop door de troepen 3 maal hoezee, en ’t uitdelen van een extra rantsoen jenever.
29 Augustus, De zeilmakers bezig met het maken van zonne tenten voor de sloepen, s’avonds de combuizen gekoeld met de kleine brandspuit.
1 September, s’Nachts een der equipages, zijnde een matroos overleden. In de namiddag zetten het lijk ven gemelde matroos volgens scheepsgebruik over boord. Ook weer enige bedorven vlees vaten overboord.
6 September. Keurden kruit en vulde kardoezen, 12 stuks voor saluutschoten. varen richting Javaans hoofd, Christmas eiland.
7 September. Grootmarszeil door de zeilmakers gerepareerd.
10 september. De vrouw van Kapitein der Artillerie Brouwer van een jonge zoon bevallen.
11 September, Half 10, zagen land, de noordpunt van Klapper eiland en de zuidhoek van Javaans hoofd.
12 September. Zagen Prince eiland, hielden de ankers gereed om te vallen.
13 September. Varen langs de kust van Java, in de straat van Sunda, hesen de Schout bij Nacht vlag van de kruistop, en de Hollandse vlag van de gaffel. We kwamen verschillende Javaanse pramen ter verkoop van verversing aan boord, gingen ter anker bij de reede van Anjer.
14 September. Stuurden NNO langs kaap Nicolaas langs Pulau Panjang, om half zeven ter anker.
15 September. Lichten anker en gingen onder zeil, wierpen zout vlees dat bedorven was overboord, voeren langs Poele Babee en Poele Nadijs, zagen eiland Hoorn, gingen voor anker bij eiland Middelburg.
16 September. Voeren langs de westkust van Amsterdam, gaven een extra oorlam aan de equipages, en voeren naar de reede van Batavia, waar het Z.M. Fregat Wilhelmina aldaar liggende naar ons salueerde met 13 schoten, waarop wij met 9 schoten bedankte.
17 September In de voormiddag overleed het kind van Kapitain Brouwer. We zetten de sloepen uit, en kregen 12 pramen ter debarquering van de troepen. Om 9 uur parade en hesen de vlaggen. Debarqueerden de officieren, adelborsten, en vervolgens de compagnieën 10 en 6 der troepen met hun bagage.
Op 5 oktober vertrok de “Tromp” op weg naar Soera Baya. Tot zover de reis van Hendrik Tenthoff van Vlissingen naar Batavia.
De 6e compagnie van Hendrik Tenthoff was met 94 militairen aan gekomen in Batavia. In de laatste maanden van 1817, kwamen al 4 militairen om van zijn compagnie, en in het jaar daarop, kwamen 18 militairen om het leven, de meeste nog op het eiland Java, maar ook een militair op het eiland Ambon en een op het eiland Ternate, (de 6e compagnie was dus kennelijk opgesplitst). In 1819 sneuvelden nog eens 10 militairen, uiteindelijk sneuvelden 76 militairen waaronder Hendrik Tenthoff van de 6e compagnie, en keerden slechts 18 militairen terug in Nederland, (33).
4.4. Johannes Tenthoff.
Johannes Tenthoff was het vierde kind van Hendrik Tenthoff en Cornelia van Noorden, hij werd geboren op 28 november 1796 in de Valkensteeg. Toen hij vier jaar was overleed zijn zeven jaar oude broer Pieter Adolphus, en toen hij acht jaar was zijn twee jaar oude zusje Beatrix. Negentien jaar oud, was Johannes kantoorbediende van beroep, en komen we hem onder andere tegen in een testament van Elisabeth Bosdijk, wonende “op het Steiger”, waarbij bleek dat zij nog een vordering had lopen op Johannes Tenthoff, van 19 guldens, 18 stuivers en 18 penningen, (1-4-1815), dat zou nu overeenkomen met een bedrag van ongeveer160 euro.
In deze periode komen we Johannes ook tegen in het Inschrijvings register voor de Nationale Militie: Nr. 233 Johannes Tenthoff, geboren 28-11-1796, woonplaats Rotterdam, beroep kantoor-bediende, zoon van Hendrik Tenthoff en v. Noorden Cornelia, beroep vader: pakhuisknecht, opmerking: Heeft een broer in de Landelijke Militie, woonachtig Valkensteeg n.452/411. Vanwege broederdienst hoefde Johannes niet in Militaire Dienst.
In 1821 benoemde Jan Flaes, echtgenoot van Katrina Johanna Tenthoff, zijn zwager Jan Tenthoff tot voogd van zijn dochter Neeltje Johanna Flaes. Acht jaar later toen Jan Flaes overleed was Johannes Tenthoff aanwezig bij het opmaken van het testament van de kosten en baten van zijn nalatenschap en het verdelen van de inboedel van Jan Flaes, (zie hoofdstuk 4.1).
In de volkstelling van 1830 in Rotterdam zien we dat Johannes nog bij zijn ouders woonde aan de Goudsesingel en van beroep nog kantoorbediende was. In de bevolkings-registers en adresboeken van Rotterdam zien we dat Johannes vanaf 1850 regelmatig verhuisde, en dat hij samen woonde met zijn zus Kantrina Johanna na het overlijden van Jan Flaes en met haar dochtertje Neeltje Johanna Flaes. Hier een opsomming van de diverse adressen te Rotterdam: 1850: Schiekade 549, 1852: Goudsche Wagenstraat 199, 1854: Blindemanswater/Spuiwater 5, 1873: Heerenstraat 84, 1875: Crooswijkscheweg 154, 1878 tot 1883: Goudsche Rijweg 105.
Johannes Tenthoff overleed, ongehuwd te Rotterdam op 31 mei 1883, In de overlijdens acte staat vermeld: Overleden in een huis aan de Goudsche Rijweg, oud 86, Jan Tenthof en zoon van Hendrik Tenthof en Cornelia van Oorden, ( Tenthof met een F en van Oorden zonder N ervoor, zoals het ook vermeld stond in zijn geboorte acte!).
4.5. Johanna Cornelia Tenthoff.
Het vijfde kind van Hendrik Tenthoff en Cornelia van Noorden, Johanna Cornelia was geboren op 5 juli 1799 te Rotterdam. Zij kreeg vier kinderen voor haar huwelijksdatum en twee kinderen erna. Achtereenvolgens Hendrik in 1822, Johanna Christina Maria in 1827, Johan Adam Hendrik in 1829, hij werd slechts anderhalf jaar oud, en Anna Cornelia Hendrika in 1832, zij stierf na drie maanden.
In 1837 trouwde de 37 jarige Johanna Cornelia Tenthoff met de 39 jarige Duitse koopman Johann Adam Hauck, hij was de zoon van een moleneigenaar en geboren in Zirndorf, Kreis Nürnberg, Bundesland Beieren. De twee nog levende kinderen Hendrik en Johanna Christina Maria Tenthoff, werden door bruidegom en bruid erkend als hun wettige kinderen, en heten vanaf dan Hendrik en Johanna Christina Maria Hauck. Verder werden alle schrijffouten in eerdere akten in de huwelijks acte omgeschreven en gecorrigeerd, zoals Hauk en plaats van Hauck, Hen.k. in plaats van Hendrik. Christina inplaats van Johanna Cornelia, met alle bijbehorende documenten in de huwelijkse bijlagen zoals:
A.) De toestemming van de vader Georg Michael Hauck voor het huwelijk van zijn zoon, (in het Duits).
B). De vertaling, “translaat” van de hierboven gegeven toestemming naar het Nederlands.
C). Extract uit het overlijdensregister van Zirndorf in Beieren van de moeder van de bruidegom, (in het Duits).
D). De vertaling van onder C genoemd extract: Anna Maria Hauck, echtgenote van de heer Georg Michael Hauk moleneigenaar te Zirndorf is alhier op de 12 januari 1810 in den ouderdom van 40 jaren, aan eene ziekte van de gevolgen eener verzwering overleden, en wierd den 17 januari hier Christelijk ter aarde besteld. Opgemaakt, Zirndorf 13 dec.1836, ( note: spelling overgenomen, Hauk soms zonder C en soms Hauck met C).
E). Afkondigingen van het voorgenomen huwelijk van 16 en 23 april.
F). Extract uit het geboorte register van Rotterdam van 19 januari 1822. Op de 17e geboren uit Johanna Tenthof, wonende Kruiskade 20, wijk 5, bevallen van een zoon genaamd “Hendrik” . Opgemaakt, 14-4-1837.
G). Extract uit het geboorte register van Rotterdam van 19 september 1827, de vroedvrouw heeft verklaard dat op de 17 september is geboren uit Christina Tenthof, wonende Wijnstraat 194, wijk B, is bevallen van een kind van het vrouwelijk geslacht met de naam ” Johanna Christina”. ( note: we zien hier dat door een fout van de vroedvrouw, de verkeerde voornaam van de moeder werd opgegeven).
H). Extract uit het doopregister der Nederlands Gereformeerde Gemeente van de moeder van de bruid, dat den 5 juli 1799 is geboren Johanna Cornelia, dochter van Hendrik Tenthof en Cornelia van Noorden. Opgemaakt, 6-12-1836.
I). Ontheffing van de dienstplicht voor de bruidegom: Wij Willem, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje Nassau, Groot Hertog van Luxemburg, enz, enz,enz, 22-3-1837. Ontheven van dienstplicht J.A.Hauck, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken, volgnummer 13, Johann Adam Hauck, geboren 7-8-1797, woonachtig Rotterdam, jaren waarin zij door hunnen ouderdom aan de Nationale Militie zouden onderworpen geweest zijn: 1817 – 1818- 1819 – 1820.
J). In het Duits opgesteld geboorte extract van de bruidegom Johan Adam Hauk.
K). Vertaling van onder J genoemd extract uit het geboorte register. Translaat uit het Hoogduitsch. Johan Adam Hauk, wettig verwekte zoon van den heer Georg Michael Hauck, moleneigenaar te Zirndorf, en deszelve echtgenote Anna Maria, geborene Gebhard uit Furth, wierd in de Molen te Zirndorf op maandag den 7 augustus 1797 geboren is, en dinsdag de 8ste gedoopt, ( note : ook hier weer Hauk en Hauck door elkaar).
Tot zover de huwelijkse bijlagen, na de huwelijkvoltrekking kregen Johann Adam Hauck en Johanna Cornelia Tenthoff nog twee kinderen: Anna Cornelia geboren te Rotterdam in 1839, en Johanna Cornelia geboren te Zirndorf in 1840.
Johann Adam Hauck was koopman van beroep, en in 1837 had hij samen met Johannes Arnoldus Pluygers het failiete bedrijf Stahl & Bertel overgenomen. Het was een bedrijf in Commissie en Expeditie, en handelden in scheepsladingen van o.a. wijnen, granen, huiden, tabak, palmolie, katoen, hout en ijzer. En dan spreken we over hoeveelheden van 22.000 huiden of 9000 liter wijn. Maar Johann Adam Hauck deed ook aan liefdadigheid, toen in 1852, in Wurtemberg al drie jaar achtereen de wijnoogst was mislukt, er grote overstromingen waren, waardoor ook de graanoogst was mislukt, en ook door ziekte duizenden schapen stierven, brak er de hongersnood uit, en zamelde Johann Adam Hauck giften in om naar Wurtemberg te zenden.
Of zijn zoon Hendrik in het bedrijf ging werken weet ik niet, maar toen Johann Adam Hauck in 1858 in het Coolsingel ziekenhuis overleed ging het bedrijf onder de zelfde naam Pluygers & Hauck verder.
Tot en met 1863 komen we het bedrijf tegen in de plaatselijke kranten onder de Carga-lijsten met scheepsladingen.
Johanna Cornelia en Johann Adam woonde achtereenvolgens op de volgende adressen: 1822 Kruiskade 20, 1827 Wijnstraat 194, 1829 Hoogstraat 206, 1830 Hoogstraat 360, 1839 Vischsteeg 178, 1850 Vischsteeg 178, tot 1858 Schiekade 380, na 1858 Schiekade 533.
En hoe ging het verder met het gezin van Johanna Cornelia en Johann Adam? De oudste zoon Hendrik meldde zich in 1841 bij de Nationale Militie, en was toen van beroep kantoorbediende, hij bleef ongehuwd en overleed op 56 jarige leeftijd (1878).
De oudste dochter Johanna Christina Maria trouwde met grote waarschijnlijkheid met Friedrich Wilhelm Schalkhauser, dokter te Schwabach, Kreis Nürnberg, toen hij in 1863 op 36 jarige leeftijd overleed plaatste Johanna Cornelia Tenthoff een overlijdens-advertentie in de Nieuwe Rotterdamsche Courant, betreffende het overlijden van haar schoonzoon.
Dus hier hebben we nog wat uit te zoeken, zo ook wat betreft de twee jongere dochters Anna Cornelia en Johanna Cornelia. Van Anna Cornelia weten we uit het bevolkingsregister van Rotterdam, dat zij samen met haar moeder in 1867 verhuisden naar Brussel, en dat zij daar op 8 februari 1916 is overleden.
4.6. Beatrix Tenthoff.
Beatrix Tenthoff, werd geboren 21 december 1802. en werd slechts 2 jaar oud, zij overleed 20 december 1804, en werd 4 dagen later begraven. In het overlijdensregister stond vermeld, overleden Jetje, kind van Hendrik Tenthoff, oud 2 jaar, wonende Steijger bij Valkensteeg.
4.7. Cornelia Christina Tenthoff.
4.8. Johanna Catrinna Tenthoff.
Wordt vervolgd:
Hoofdsuk 5: De slimme molenaar.
Naast boerderij “Tenthoff” stond aan de Grumme-beek in Bochum een molen; “de Bulksmühle” genoemd. Over deze molen gaat de volgende legende.
Vele jaren geleden woonden enkele molenaars dicht bij elkaar in Grumme bij Bochum. Een van hen, de eigenaar van de Bulksmühle, haalde vaak slechte streken uit met zijn buren. Nadat hij op een dag naar zijn graf was gedragen, wilden de buren, die de zeer sterke man niet hadden durven benaderen, nu wraak nemen op zijn twintig jarige zoon Jacob.
Op een avond vernielden zij, zijn molen, en spraken onder elkaar af, dat niemand hem in zijn molen mocht laten malen, om hem op deze manier in de ondergang te drijven. De slimme Jacob, kwam deze streek zeer ongelegen, maar liet zijn woede niet blijken. Zijn vader had hem ooit gezegd; “Jacob alles wat je naar de stad brengt, levert je mooi geld op !” En hij wilde deze woorden nu waar maken. ’s Nachts sloeg hij een molensteen van zijn vernielde molen tot gruis, vulde er een zak mee, en begaf zich op weg naar Bochum, waar hij in de herberg “Zur Fröhlichen Einkehr” aan de Koningsstraat uitrustte.
De herberg werd bestierd door een weduwe en haar beide dochters. Voordat Jacob ging slapen gaf hij zijn zak met steengruis aan de waardin met de woorden: “ Mijn lieve vrouw de waardin, deze zak is voor mij van onschatbare waarde, neemt hen onder uw hoede, en zorg er goed voor, want als hij verloren zou gaan, kan niets het verlies van de inhoud vervangen !”
“Lieve man” antwoordde de waardin, “Je kan rustig gaan slapen, je zak mag bevatten wat hij wil, al is het gemalen goud en zilver, geen korreltje zal verloren gaan !” Toen Jacob naar bed was gegaan, werd de oudste dochter heel nieuwsgierig, ze opende voorzichtig de zak, en het fijne molensteen gruis zag er bij het zwakke schijnsel van kaarslicht uit als echt zilver. Snel waarschuwde zij haar moeder, van wat zij heimelijk had ontdekt. Die zei tot haar dochter: “Wat zullen we doen?” En de oudste dochter antwoordde: “Laten we de zak leeghalen, en dan vullen met koperen munten, hij zal niets merken, want hij schijnt nogal een goedzak te zijn!” De jongste dochter had medelijden met de man, en wilde van de verwisseling niets weten. Maar de moeder nam de zak, en deed wat de oudste dochter had uitgedacht.
Toen Jacob de volgende morgen zijn rekening had betaald, en zijn zak weer in ontvangst nam, merkte hij dat de inhoud niet meer het zelfde was, maar dacht hij, “spreken is zilver en zwijgen is goud”! Eenmaal buiten de stad, op de smalle weggetjes naar Grumme, stopte hij, en opende de zak, en tot zijn verbazing vond hij hem vol met koperen munten! Vrolijk liep hij huiswaarts en ging bij de buren langs en zei: “Jullie hebben met mij een vervelende streek uitgehaald, door mijn molen te vernielen, en ik wilde jullie eigenlijk aangeven bij de Rechtbank” “Maar kijk nu eens hier, deze hele zak met geld heb ik gekregen voor èèn molensteen van mijn molen!” De verbaasde buren vroegen, hoe dat zo gekomen was, dat hij daarmee zo veel geld kon verdienen? En Jacob antwoordde: “Mijn overleden vader zei altijd, alles wat je naar de stad brengt, levert veel geld op! En ik heb nu zelf ervaren, dat hij gelijk had.”
Snel sloopten nu ook de andere molenaars hun molens, laden de stenen op een wagen en reden richting Bochum. In de stad aangekomen reden ze naar de oude markt, waar ze van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat wachtten. Maar tevergeefs, er kwam niemand die hun molenstenen wilden kopen. Teleurgesteld en vol van woede begonnen ze aan de weg terug naar huis, en moesten met ingehouden boosheid erkennen dat zij dit keer zelf de stommelingen dan wel de domkoppen waren.
Voetnoten:
Note1. In het jaar 1784 woonde Adolf Tenthoff binnen de stadsmuren van Bochum in huis nr 5, en kreeg hij ontheffing voor het betalen van de zoutbelasting. “Het gezin bestond uit drie personen, en als reden voor de ontheffing werd aangegeven: “De man is kreupel, en niet instaat zijn gezin te onderhouden”. Een jaar later in 1785 krijgt Adolf Tenthoff weer ontheffing met als reden: “De man is kreupel en zijn zoon bijna blind”.
Note 2. In het delingsproces van de weiden rond Bochum van 1848 stond vermeld: Weide-eigenaar Heinrich Wilhelm Tenthoff uit Grumme, grondstuk groot 3 morgen, 61 Ruten en 40 fuss.
Note 3. Op 11 mei 1938 bracht een ongeluk de Valkensteeg in het nieuws. Naast het pand Hoogstraat 156, waarin gevestigd was de winkel van de N.V.Mikx bedrijfskleding, stond sinds jaren een zogenaamde dwangmuur, bestaande uit een buitenmuur van het in 1918 afgebroken winkelpand op de hoek van de Valkensteeg en de Hoogstraat.
Toen in verband met verbreding van de smalle Valkensteeg dit pand onteigend was en afgebroken, ontstond er tussen de Gemeente Rotterdam en de eigenaar van het pand Hoogstraat 156 verschil over de prijs, welke men zou moeten betalen voor het recht van uitpad d.w.z. over het recht, om aan de zijde van de Valkensteeg ramen voor uitstallingen te maken. Toen men niet tot overeenstemming wist te komen, liet de gemeente een groot stuk van de buitenmuur van het oude pand ter grootte van circa 15 bij 10 meter staan.
Deze eigenaardige wijze van oplossing van de muurkwestie is zeven personen noodlottig geworden, waaronder een baby van drie maanden, welke door haar moeder in een kinderwagen werd gereden. De blinde muur was losgetrild en omgevallen, zeven personen werden gedood.
Note 4. Copy van het “Sterberegister” van de RK Propsteikerk St.Peter en Paul van 2 september 1800 van Helena Catharina Tenthoff.
Note 5. Copy van het “Sterberegister” van de RK Propsteikerk St.Peter en Paul van 24 juli 1806 van Adolph Tenthoff.
Note 6. ‘s-Gravenhage Nederduitsch Gereformeerde Gemeente 1770-1811, Doopboek van de Nieuwe Kerk FamilySearch film M99Q-KVL-005850070, image 257
Note 7. Archief Rotterdam, Nieuw Nieuw Notarieel Archief, 1811-1820 deel 456/802 5 juli 1816, Voor Reinier Bordewijk en dezelfs Ambtgenoot beiden Openbare Notarissen residerende te Rotterdam, hoofdplaats van het district, provincie Holland-Zuider-Kwartier is gecompareerd. De heer Alexander Janson, gewezen stuurman, thans wonende Schiedamschedijk alhier ter eenre, en Juffrouw Johanna Catharina Tenthoff, oud twintig jaren. In deze geassisteerd met hare ouders Hendrik Tenthoff en Juffrouw Cornelia van Oorden. Echtelieden en wonende in de Valkensteeg letter N, no 52/a 112 binnen deze gemeente. (gevolgd door de toestemming van de ouders en de ondertekening van alle aanwezigen).
Note 8. Burgelijken Stand Rotterdam Archief 999-06, Registratie nummer 1821A, pagina a93v, 2-05-1821, Huwelijk, Jan Flaas en Katrina Johanna Tinthof.
Note 9. Burgelijken Stand Rotterdam Archief 999-06, Registratie nummer 1815A, pagina a40v, 15-2-1815, Huwelijk, Jan Flaas en Neeltje Soethout.
Note 10, Burgelijken Stand Rotterdam, Overlijden, Registratie nummer 1816A, Acte 1816-1172, 17-7-1816 overleden Neeltje Zoethouds, geboren Schiedam, oud 20 jaar, dochter van Teunis Zoethouds en Geertruij Kraanen, partner Jan Flaes.
Note 11. Cato Flaes, Geboren 15-12-1815, Burgelijken Stand Rotterdam, acte 2215. Overleden 18-04-1817, Burgelijken Stand Rotterdam , acte 864.
Note 12. Burgelijken Stand Rotterdam, Archief 999-06, Registratie nummer 1817A, 11-06-1817, Huwelijk, Jan Flaas en Neeltje Langeveld.
Note 13. Johanna Flaes, Geboren Rotterdam, 10-2-1818 acte 228. Overleden Rotterdam, 23-2-1818 acte 572. Hendrik Flaes, Geboren Rotterdam 10-2-1818, acte 227. Overleden Rotterdam 25-2-1818 acte 573.
Note 14. Neeltje Johanna Flaes, Burgelijken Stand Rotterdam, geboren 4 juni 1820 acte no 1029. Overleden Rotterdam 21 december 1890, acte 4467: Overleden in huis aan de Schiedamsche singel, oud 70 jaren, zonder beroep, ongehuwd, dochter van Jan Flaes en Neeltje van Langeveld.
Note 15. Neeltje van Langeveld, DTB Rotterdam, gedoopt, gereformeerd in de Oosterkerk 22 mei 1785, register nummer 37 Overleden Rotterdam 26 juni 1820, acte 1183: Neeltje van Langeveld, overleden in huis staande aan de Hoogstraat 92, oud 35 jaren, huisvrouw van Jan Flaes, dochter van Johannes van Langeveld en Johanna Abrahams.
Note 16. Burgelijke Stand Rotterdam, gehuwd Jan Flaes en Katrina Johanna Tenthoff 2 mei 1821, acte 151.
Note 17. Jan Flaes, overleden Rotterdam 20-10-1829, akte no 2176.
Note 18. Katrina Johanna Tenthoff, overleden Rotterdam 18-11-1867 akte no 3635.
Note 19. Neeltje Johanna Flaes, overleden Rotterdam 21-12-1890, akte no 4467, (wonende Schiedamsche Singel).
Note 20. Geboorte inschrijving, FamilySearch film 005844448-M99Q-K2R, image 226, Dopen 1790-1797 Nederduitsch Gereformeerde Gemeente.
Note 21. Begraven, FamilySearch film 005852590-M99Q-KKB image 542, Overleden 22 juni, Begraven 25 juni. 1790-1801 Nederduitsch Gereformeerde Gemeente.
Rentmeesterboek met kosten, begraven op het St.Janskerkhof bij Achterklooster, Hendrik Tenthoff kind 7,5 jaar Steijger, 4 guldens. FamilySearch film 005842386-M99Q-KGL Begraven 1800-1809, image 13.
Gebruikte Bronnen:
Bochum, Kleine Stadtgeschichte van Stefan Pätzold. ISBN nr.978-3-7917-2929-9.
Bochumer Sagen, van Dirk Sondermann, ISBN 978-3-00-066534-9.
Geschichte der Stadt Bochum, van Prof. Dr. Franz Darpe, 1888, herdruk Britisch Library.
Meer over Napoleons veldtocht naar Rusland of over zijn broer Lodewijk Napoleon, zie de website-pagina, “Van Tenthof naar Tenthof van Noorden”. Of lees een van onderstaande boeken:
“DE HEL VAN 1812” van Bart Funnekotter, ISBN nr. 978 90 351 3950 3.
“NAAR MOSKOU! NAAR MOSKOU!” van Willem Oosterbeek, ISBN nr. 978 90 253 0757 8.
“Lodewijk Napoleon” Nederlands eerste Koning 1806-1810, van Prof. Dr.P.J. Rietbergen, ISBN 978 90 610 9588 0.