<linearGradient id="sl-pl-bubble-svg-grad01" linear-gradient(90deg, #ff8c59, #ffb37f 24%, #a3bf5f 49%, #7ca63a 75%, #527f32)
Bezig met laden ...

Mijn Opa, slachtoffer van een Brits bombardement.

Met oprechte dank aan mijn neven Ton Tenholter, en Philip Scheffer  voor hun bijdragen aan dit verhaal.

De indeling van dit verhaal is als volgt:

Inleiding .

Hoofdstuk 1,  Het begin van de Tweede Wereld Oorlog.

Hoofdstuk 2,  Rotterdam 10 t/m 13 mei 1940.

Hoofdstuk 3,   Het bombardement van 14 mei 1940 op Rotterdam.

Hoofdstuk 4,  De geallieerde bombardementen op Rotterdam.

Hoofdstuk 5,  Het bombardement van 3 oktober 1941.

Hoofdstuk 6,  Het overlijden van mijn opa, Hendrik Tenholter.

Bijlage, geraadpleegde bronnen.

Henricus Joannes Antonius (Hendrik)   Tenholter,  op 59 jarige leeftijd,   foto  plusminus 1936.

Inleiding.

Het was de derde oktober van 1941,  half twaalf in de avond, Joke holde de deur uit van Dordtselaan nummer 86 in Rotterdam-Zuid.  Maar gelijk moest zij haar pas inhouden, door al het puin en glas dat voor de deur lag. Een grote krater voor de schuilkelder midden op de Dordtselaan markeerde de plaats waar de bom was ingeslagen. De middenstraat lag bezaaid met brokken steen en puin, en de stoep lag vol met glas, stukken hout van losgeslagen ramen en kozijnen, en flarden doek van kapotte markiezen.  Er hing een doordringende brandlucht, en van de boom voor de deur stond alleen nog een stammetje van slechts twee meter. Joke moest snel zijn, want om twaalf uur was het spertijd en mocht niemand meer over straat, en misschien gingen zo de sirenes van het luchtalarm weer en moest ze maken dat ze bij Nel en Frans was, die dichtbij woonden, slechts 200 meter lopen naar Dordtselaan 22.  Joke kon niet hardlopen in het donker, want overal lagen brokstukken, ze keek omhoog langs de gevel van de huizen, er zat nergens geen ruit meer in, wat een ravage! Buren stonden verdwaasd naar buiten te kijken, en moesten nog bijkomen van het twee uur durende bombardement.

Het eerste wat in Joke was op gekomen, was dat zij haar zus Nel en zwager Frans moest waarschuwen, waarom wist ze niet meer, ze hielp nog wel bij Nel in de kapsalon, want Nel was druk met de kleine Marijke, en vijf maanden zwanger van de tweede, en Nel kampte met gezondheids-problemen,  er was nog genoeg werk in de kapsalon “Maison Schwägly”, maar het was moeilijk om aan goed personeel te komen. de mensen hadden minder geld voor een permanent, en soms ruilden ze distributiebonnen om hun haar te laten doen.

En Joke, zij had het er niet meer naar haar zin, Nel en Frans deden wat geheimzinnig. Zat Frans in het  ondergrondse verzet?  Ze wist het niet! Wat deed hij in de graansilo van de Maashaven?  Als de Duitse soldaten er achter zouden komen wat zou er dan gebeuren? Ze was bang, en had Nel er naar gevraagd, maar die had ontwijkend geantwoord;  ‘Wat je niet weet,  kan je ook niet door vertellen, vader en moeder zouden zich alleen maar ongerust maken’!

Joke moest huilen, en de gebeurtenissen van de voorbije uren gingen als een film door haar hoofd. Het moet zo’n half tien geweest zijn, vader was nog de trap af gegaan naar het kippenhok in de tuin, en moeder zat in de achterkamer te haken en vulde de ruimte, met haar verhalen en herinneringen over haar jeugd in Etten. Moeder vertelde graag over vroeger en Joke klaar met de afwas, en haar zus Hennie met haar huiswerk voor de huishoudschool luisterden aandachtig toe.  Joke’s oudste zus Bep gaapte, en wilde net naar bed gaan toen ineens de sirenes begonnen te loeien, en ze gelijk het aanzwellende gebrom van naderende vliegtuigen hoorden. Ze waren alle drie, Bep, Joke en Hennie, nieuwsgierig zoals ze waren, naar de verduisterde ramen in de voorkamer gelopen, om te kijken, maar moeder liet haar haakwerk vallen en riep: ‘Snel jullie, naar de kelder’.

Daar hadden ze gezeten met z’n vijven, op de rand van Bep’s bed, ze hielden elkaars handen vast, Bep, moeder, vader, Joke en Hennie. Het rook vochtig muf in de kelder, door de kleine ramen aan de tuinzijde was van goed doorluchten geen sprake. Hennie was bang en kneep in Joke’s handen. Vader had nog gezegd, ‘dat het Engelse bommenwerpers waren, en misschien zouden ze naar Duitsland vliegen’. Maar hij was nog niet uitgesproken, of zij hoorden het gieren van de in duikvlucht naderende toestellen.

“Er kommt von links,   einsazt batterie nach westen, oben, oben links!! “. Het was raar, maar ze hoorden in de kelder ook het schreeuwen van de Duitse soldaten die op het platte dak van de graansilo bij de Maashaven zaten, achter de ratelende machinegeweren, en achter de zoeklichten waarmee ze de hemel beschenen op zoek naar de Engelse vliegtuigen.

Het huis stond te trillen, zij hoorden het afschuwelijk scheurende gejank van vallende projectielen, en daarna het geluid van instortende huizen, niet ver van de Dordtselaan waren de bommen ingeslagen. Moeder begon hardop te bidden, Onze Vader, die in de hemelen zijt, geheiligd zij uw Naam, uw koninkrijk kome, Uw wil…………..

Toen hadden ze de lange toon gehoord, van sein veilig, maar kort daarna begon alles weer opnieuw, het gejank van de sirenes, het gebrom van de terugkerende vliegtuigen, het huis trilde en golfde als een aardbeving, een straat verder sloegen de bommen in. Hennie huilde, en vader troostte haar terwijl hij fluisterde, ‘Het is zo voorbij’, en Bep, Joke keek haar aan, die hield zich flink. Moeder ging verder, Wees gegroet Maria, Vol van genade, De Heer is met U………………………..

Eindelijk na anderhalf uur van angst,  beven, en bidden klonk weer de lange toon, van sein veilig. Vader ging voorzichtig naar boven, hij was nog maar net uit de kelder, of de sirenes begonnen weer te loeien, de vliegtuigen kwamen, zo te horen, nu vanuit een andere richting, en er volgde een gierend geluid van vallende projectielen. Een geweldige doffe dreun deed het hele huis schudden. Joke dacht dat het huis instortte! Boven riep Hendrik om zijn Marie, maar door alle kabaal was dit in de kelder niet te horen. In de kelder vlogen de raampjes uit de sponningen, en het glas vloog door de ruimte, gevolgd door een lading stof. Het licht viel uit en zo zaten ze, met z’n vieren ineengedoken, dicht tegen elkaar, alle vier te snikken. Een regen van glas en puin van de hogere etages kletterde in de tuin.

Het stof daalde neer op de vloer van de kelder, op de bedden en op hun kleren. Toen was het ineens doodstil, alsof de tijd even stil stond. Waren Joke’s oren dichtgeklapt door de luchtdruk?  Ze veegden het stof uit hun haren en van hun kleding en moeder riep; ‘ Hendrik’ , ‘Hendrik’, …….maar er kwam geen antwoord van boven. Ze snelden de houten trap op naar boven, en schrokken van de aanblik, Hennie gaf een gil,  daar lag vader, onbewegelijk,  zijn grote geknakte lichaam  in de deuropening van de gang naar de achterkamer.  Met een geschrokken doodse blik in zijn ogen, staarde hij ons aan. Moeder begon te huilen en tranen rolden over haar wangen,  En Joke?  Zij wist niet wat ze moest doen, zij keek alleen maar naar vader en was verstijfd van schrik. Bep was de eerste die bijkwam van de schrik, zij schoof een stoel opzij en knielde bij vader neer, draaide voorzichtig zijn hoofd, lag een arm langs zijn hoofd omhoog, en rolde hem voorzichtig op zijn zij, zoals ze met EHBO op school geleerd had, en greep naar zijn pols,  het duurde minuten, maar het leken wel uren. Bep schudde met haar hoofd en begon te huilen. Vader was ……………overleden.  Joke was verdoofd, en kon het niet geloven, ze wilde het niet geloven, vader dood, wat moesten ze zonder vader? 

Ze wist niet wat te doen, nu drong  de enorme puinhoop in huis tot haar door, alsof er een wervelwind door het huis was gegaan, alle ruiten eruit, ook van de schuifdeuren naar de voorkamer, overal glas, alles lag onderste boven, de klok van de schoorsteenmantel, de kolenkit, het tafelkleed aan flarden, de kooltjes van moeders tesje lagen te schroeien op de vloer.

De groene vaas in stukken op het dressoir, en het schilderij van de boerderij uit Etten, en de mooie ingelijste houtskooltekeningen van Opa en Oma, alles was van de muren geblazen en lag op de grond, en alles vol met stof en gruis. Nu zag ze pas de schroeiplek en bloed op vaders vest, ter hoogte van zijn hart.

Joke holde naar het portiek van Dordtselaan nr 22, haar zus Nel stond al in de deur opening, met haar dikke buik, en met een hand steunend tegen de deurpost, en de andere hand in haar rug, alsof ze een voorgevoel had, of iemand verwachtte, het enige wat Joke kon uitbrengen was, ‘Vader is dood’ en zij vielen huilend in elkaars armen.  Zo kunnen ongeveer de laatste uren van het leven van mijn Opa verlopen zijn.

Marie Robbeson en Hendrik Tenholter, foto plusminus 1940.

Hoofdstuk 1,

Het begin van de Tweede Wereld Oorlog.

Elke familie heeft zo zijn verhalen. In mijn familie hebben we het verhaal over de dood van onze opa, van mijn moederszijde, Henricus Joannes Antonius (Hendrik) Tenholter. Maar we weten er eigenlijk niet zo veel van, want over nare gebeurtenissen wordt niet graag gesproken.  Maar dit verhaal gaat niet zonder een tijdsbeeld neer te zetten, van de omstandigheden waarin mijn opa en zijn gezin leefden, gedurende de eerste jaren van de  Tweede Wereldoorlog, dus met een deel de oorlogsgeschiedenis van Rotterdam, het Duitse bombardement op Rotterdam van 14 mei 1940, en daarna de Britse bombardementen op Rotterdam, die tot doel hadden de Duitse opmars richting Engeland te stoppen, door het bombarderen van Duitse installaties, opslagplaatsen van brandstof, en scheepswerven en fabrieken die waren gaan werken voor de Duitse industrie.


De Duitse Wehrmacht trekt Polen binnen, (copyright
wikimedia commons).

Er is natuurlijk al heel veel geschreven over de Tweede Wereld-Oorlog, maar toch komen er nog steeds nieuwe zaken en meer informatie tevoorschijn. Nu tachtig jaar geleden, op 1 september 1939 viel Duitsland buurland Polen binnen, en twee dagen later, op 3 september 1939, hadden Groot Brittanië en Frankrijk, Duitsland de oorlog verklaard om Polen bij te staan. Twee weken later was van de andere zijde het Russische Rode Leger Polen binnen getrokken.

Op 25 september 1939 volgde een bombardement op Warschau, dit was een pressiemiddel geweest voor een snellere capitulatie van de Poolse strijdmacht. Door 400 bommenwerpers werden er 1200 vluchten uitgevoerd, die uren lang aanhielden, in totaal werden 487 ton aan brisantbommen en 72 ton aan brandbommen afgeworpen. De dag na het bombardement gaf de stad Warschau zich over! Begin oktober 1939 werden er nieuwe grenzen getrokken, en bestond Polen niet meer.

Een half jaar later, op 9 april 1940, volgde een Duitse aanval op Noorwegen en Denemarken, een dag later gaf Denemarken zich over, maar door hevige tegenstand was Noorwegen pas half juni volledig bezet.

Hoofdstuk 2,

Rotterdam, 10 t/m 13 mei 1940.

Generaloberst Kurt Student, (copyright collectie NIOD no 39199).

Op 10 mei 1940 begon het Duitse offensief tegen Nederland, België en Frankrijk. In de Duitse plannen om Nederland snel in te nemen, nam Rotterdam een centrale plaats in. De bruggen te Moerdijk, Dordrecht en Rotterdam moesten door luchtlandingstroepen, onder bevel van generaal Kurt Student, worden veroverd, en vervolgens worden vastgehouden totdat de door Noord-Brabant opgerukte tanks ter plaatse konden komen.

Via Rotterdam zou men doorstoten naar Den Haag om hier het regeringscentrum in te nemen. In Rotterdam waren daarmee de verkeers en spoorbruggen over de Nieuwe Maas en die tussen Noordereiland  en Boompjes van strategisch belang. Er moest snel een overmacht aan troepen worden aangevoerd om die in te nemen, en daarvoor was vliegveld Waalhaven bij Rotterdam het eerste doel dat die morgen van de 10de mei 1940 werd aangevallen.

Luchtopname van de Waalhaven en van Charlois. Op de voorgrond de brandende gebouwen van Vliegveld Waalhaven en het weiland ten oosten van het vliegveld waar Duitse parachutisten zijn geland 10-5-1940, (copyright gemeentearchief Rotterdam).

Om 4 uur ’s morgens vielen hier de eerste bommen, en ook de Nederlandse luchtafweerstellingen bij de Waalhaven en in Barendrecht werden bestookt. Om 5 uur kwamen honderden Duitse parachutisten bij de Waalhaven naar beneden, en even later landen ook de eerste transporttoestellen met luchtlandingstroepen. De Nederlandse verdediging was snel overrompeld, en rond half zeven was het vliegveld volledig in Duitse handen, er waren 50 Nederlandse soldaten gesneuveld en 400 krijgsgevangen gemaakt.

Terwijl transporttoestellen onafgebroken versterkingen konden aanvoeren, wisten parachutisten vanaf de Waalhaven zich een weg door Rotterdam-Zuid te vechten en de Maasbruggen te bereiken. Mijn moeder had ze, van af hun huis aan de Dortselaan,  met geweren in de aanslag van portiek naar portiek zien gaan, jong militairen op weg  langs de Brielselaan en Maashaven op weg naar de Maasbruggen.  Daar waren al Duitse eenheden aanwezig die in de vroegte met watervliegtuigen op de Maas waren geland,  Twaalf watervlieg-tuigen met 120 meegevoerde soldaten, die met rubberboten naar de wal voeren. Hier werden twee politie agenten gedood, die met getrokken pistool probeerden te verhinderen dat ze voet aan wal zouden zetten. Versterkt met bij het Feijenoord-stadion gelande parachutisten, maakten zij zich meester van het Noordereiland en vormden een klein bruggenhoofd ten noorden van de bruggen, dat door opgestelde Nederlandse troepen echter snel werd afgegrendeld. Door onverwacht taai verzet van matig bewapende en getrainde dienstplichtige eenheden van de Koninklijke Landmacht en beroepssoldaten van het Korps Mariniers, lukte het de Duitse para’s niet om de noordoever van de Nieuwe Maas stevig in handen te krijgen.

Spoorbrug, met op de achtergrond het Witte huis, (copyright Engelfriet.net).

De maasbruggen bleven onbruikbaar door constant geweervuur van de Nederlandse troepen, en vuur van twee torpedo boten van de Koninklijke Marine. Ook vanuit het Witte Huis namen mariniers en genie-soldaten de Duitsers onder vuur die probeerden over de brug te komen. Zo ontstond een patstelling die de Maasstad vier dagen later fataal zou worden.

De drie broers, v.l.n.r. Jan, Henri en Wim Tenthof van Noorden, foto plusminus 1935.

In die eerste meidagen werd mijn oom Henri Tenthof van Noorden, oud 22 jaar, als dienstplichtig militair er vanuit Rotterdam met een legertruck  op uitgestuurd om in Den Haag meer wapens en munitie te gaan halen, op de terugweg zag hij overal Duitse parachutisten naar beneden komen, en steeds meer overvliegende Duitse toestellen. Het werd hem te link, en hij was bang door Duitse toestellen opgemerkt en beschoten te worden.  Hij zette de legertruck aan de kant van de weg, haalde bij een boer burgerkleding, en ging te voet terug naar Rotterdam.

Tussen 10 en 14 mei werd er door Nederlandse, Britse (RAF) en de Duitse luchtmacht flink gevochten rond Rotterdam. Haalden Duitse jachtvliegtuigen, Britse toestellen neer, Britse toestellen vernietigden weer Duitse toestellen op het vliegveld Waalhaven. Ook de Nederlandse Luchtmacht probeerde vliegveld Waalhaven te bombarderen, maar verloor bij deze actie zelf ook vijf bommen-werpers. De Luftwaffe vernietigde Nederlandse oorlogsschepen in Rotterdam en Vlaardingen, en in de nacht van 10 op 11 mei vielen Britse bommenwerpers de luchthaven Waalhaven weer aan om deze terug te veroveren, deze aanval mislukte echter.

Rotterdam. Landing Duits watervliegtuig op de Maas, (copyright Gemeentearchief Rotterdam)

Op 11 mei probeerden Nederlandse vliegtuigen, Duitse stellingen op het Noordereiland te bombarderen, en aan het eind van de dag bombardeerden Duitse toestellen de politie kazerne aan de Westersingel, doordat ook woonhuizen werden geraakt vielen er meer dan 40 doden.

Met watervliegtuigen hadden de Duitse troepen in de Nieuwe Waterweg op diverse plaatsen aan parachutes magnetische mijnen laten vallen, om de scheepvaart te belemmeren, en op 11 mei liep een door de Koninklijke Marine gevorderd schip op zo’n mijn, het schip zonk, en daarmee ook 16 doden en 937 goudbaren van de Nederlandse Bank. De volgende dag liep ook nog een Brits schip op een mijn, en werd er besloten het scheepvaartverkeer te staken, de nog meer dan 60 achtergebleven zeeschepen vielen in handen van de bezetter.

Op 12 mei bombardeerde de Luftwaffe de spoorwegstations en de Marinierskazerne aan het Oostplein. Tegen de avond bombardeerde de RAF weer de luchthaven aan de Waalhaven.

Duitse militairen op het Noordereiland ter hoogte van de spoorbrug, (copyricht AD, Marcel Potters).

Op 13 mei werd een detachement Mariniers aangewezen om  het Duitse bruggenhoofd aan de noordzijde aan te vallen, Zij deden dit met heldenmoed en doodsverachting, hun doel was de Duitse mitrailleursnesten te vernietigen en springladingen onder de brug aan te brengen, dit lukte echter niet, hoewel de Nederlandse soldaten wel konden verhinderen, dat de inmiddels in grote getale aangekomen Duitse troepen niet de rivier over konden steken.

Duitsers inspecteren het verwrongen staal van de pijlers van de spoorviaduct, die Nederlanders met springladingen probeerden te vernietigen, (copyright, collectie Gerard Groeneveld).

De bruggen werden zowel door Duits als door Nederlands vuur bestreken, en lukte het dus niet meer door Nederlandse troepen om de bruggen op te blazen, om de vanuit Brabant onderweg zijnde Duitse pantservoertuigen tegen te houden. Wel werden die dag diverse Nederlandse stellingen te Rotterdam door Duitse bommenwerpers aangevallen.

Nederlandse soldaten houden vanaf de noordelijke Maasoever het door de Duitsers bezette Noordereiland onder schot. 14 mei 1940, kort voor het grote bombardement, (copyright NIOD/Algemeen Dagblad/fotograaf van Luc/199221).

De 9e Panzerdivision en een deel van de Leibstandarte SS ‘Adolf Hitler’ (gemotoriseerd infanterie regiment, en een batterij StugIII tanks) bereikten die dag de zuidrand van Rotterdam. Er moest nu snel een doorbraak worden geforceerd.

Kapelaan N.A.Commandeur en J.van der Mast, op weg naar de Willemsbrug, (copyright collectie Gerard Groeneveld).

Eerder die dag had de Duitse overste Dietrich von Choltitzt twee Rotterdammers over de Willemsbrug naar het Nederlandse hoofdkwartier in Blijdorp gestuurd, (Bewoners die al drie dagen in de frontlinie van de gevechten zaten, hadden van hem toestemming gekregen, om met witte vlaggen over de bruggen te gaan, om kolonel Scharroo te smeken  de stad over te geven).

Maar stadscommandant kolonel Pieter W. Scharroo, had opdracht om tot de laatste man stand te houden en weigerde met burgers te onderhandelen over militaire zaken en liet beide mannen terug sturen.

Op 13 mei vertrok Koningin Wilhelmina, met haar gevolg, en alle ministers met Britse oorlogsschepen vanuit Hoek van Holland naar Engeland.

Hoofdstuk 3,

Het bombardement van 14 mei 1940 op Rotterdam.

Op dinsdag ochtend 14 mei vielen er Duitse bommen bij Schiedam en Schiebroek, en brachten flink schade aan, het doel van deze bombardementen was om de druk op omsingelde Duitse militairen bij Overschie te verminderen.

Dezelfde ochtend had Hitler de instructie gegeven om haast te maken met het breken van de Nederlandse tegenstand. Hij merkte op dat die tegenstand sterker was dan verwacht.

Duitse troepen op weg naar de Maasbruggen, (copyright Historieknet.nl).
Duitse Militairen wachten in de Rosestraat in Rotterdam-Zuid, om de Stad binnen te trekken, linksboven de toren van de Stieltjespleinkerk, (copyright collectie Gerard Groeneveld).

Om 10.00 uur stuurden de Duitsers als nog een eigen delegatie van drie man,

Eerste ultimatum, document in bezit van het gemeente archief van Rotterdam.

De exacte tekst was als volgt:  Den 14. Mei 1940. Aan de Kommandant van Rotterdam, Aan Burgemeester en Wethouders en die Autoriteiten van den staat in Rotterdam.

De weerstand, die in het open stad Rotterdam tegen de offensieve der Duitsche troepen getoont wordt, noodzakt mij indien Uwe weerstand niet onmiddelik gestakt wordt, die doelmatige maatregelen te nemen. Dit kan de volledige vernieling van het stad ten gevolge hebben. Ik verzoek U als een man die verantwordings-gevoel bezit, daarop aan te dringen, dat het stad niet dit zware verlies lijden moet. Als teken van overeenstemming verzoek ik U dadelijk een parlementaire te sturen, welke die noodige vollmacht bezit. Indien ik binnen twee uuren na de overhandiging van deze mededeeling keen antwoord ontvang, ben ik genoodzakt die scherpste maatregelen van vernieling te nemen.

De Kommandant van de Duitsche troepen.

Drie Duitse onderhandelaars keren terug op de van der Takstraat op het Noordereiland te Rotterdam. Het gaat hier om Hauptmann Raymond Hoerst van de 9de Panzerdivision, tolk Oberleutnant Friedrich Putzlar en Hauptmann Pessendorfer van een propaganda Kompanie.(copyright Nationaal Bevrijdingsmuseum Groesbeek)
Kaptein Jan Dam Backer, gefotografeerd tijdens de capitulatie onderhandelingen op het Noordereiland (copyright NIOD)

Maar het ultimatum was alleen ondertekend met ‘De Kommandant van de Duitsche troepen’. Scharroo had daardoor geen idee met wie of wat hij eigenlijk onderhandelde. Scharroo belde de Nederlandse opperbevelhebber op, generaal Winkelman, en zei dat hij niet van zins was ‘op dit vod te capituleren’, maar erkende dat de bevoegdheid bij Winkelman lag. Militair gezien zag hij geen noodzaak tot capitulatie, er was pantserafweer-geschut op weg naar de Willemsbrug, de vernietiging van de spoorbrug werd voorbereid, en Rotterdam-Noord was vrij van Duitse troepen. Hij stuurde daarom een afwijzend antwoord vanwege het ontbreken van een naam, handtekening en rang. Dat antwoord werd door zijn assistent kapitein Jan Backer rond 12.00 uur op het Noordereiland bij  overste Von Choltitzt gebracht.

Antwoord van Kolonel P.W. Scharroo

Het antwoord luidde: Rotterdam, den 14 mai 1940. An den Kommandant der Deutschen Truppen.

Ich habe Ihren Brief empfangen. Dieser war nicht unterzeichnet und erwähnte nicht Ihren militärischen Rang. Bevor einen derartigen Vorschlag in Uberwägung nehmen zu können, musz dieser mich erreichen mit Ihrem militärischen Rang, Ihrem Nahmen und Ihre Unterzeichnung versehen.

Der Oberst Kommandant der Truppen in Rotterdam,  P.W. Scharroo.

Om 12.40 arriveerden er naast generaal Kurt Student, ook generaal Rudolf Schmidt, commandant van het 39 ste Armeekorps, en Alfred Hubicke, commandant van de 9e Panzerdivision. Generaal Schmidt schreef als hoogste in rang, in een leegstaande ijssalon aan de Prins Hendrikkade, een tweede ultimatum, op het antwoordpapier van Kolonel Scharroo,  met zeven capitulatie-eisen dat nu wel werd ondertekend.

Antwoord van generaal Rudolf Schmidt,  met zeven punten. met helemaal onder aan de tekst van Kolonel Scharroo “Angenommen
  1. ) Vandaag overgave van de Stad Rotterdam. 2.) Inlevering van de wapens. 3.) De soldaten in gesloten formatie met kommandant naar een nader te bepalen plaats. 4.) Officieren mogen hun wapens behouden. 5.) Verder overgave volgens de regels van het Volkerrecht. 6.) De militaire voorraden mogen niet vernietigd worden. 7.) Binnen drie uur voor 18.00 uur antwoord. Toen kapitein Backer om 13.27 uur, met dit document en zwaaiend met een witte vlag op de Willemsbrug liep, op weg naar de commandopost van kolonel Scharroo, verschenen echter de eerste Duitse Henkel Bommen-werpers.  In paniek, uit angst voor “friendly fire” liet generaal Schmidt witte rollen katoen uit een warenhuis uitrollen en volgens voorschrift rode lichtkogels afvuren om de positie van de Duitse grondtroepen in de stad aan te geven. Een vanuit het zuiden naderend eskader zag de rode lichtkogels, die afgevuurd werden van het Noordereiland recht voor zich, en zwenkte af.

De 54 vanuit het oosten naderende Heinkels hielden koers volgens plan en wierpen hun bommen, (1400) af boven Rotterdam omdat ze geen rode lichtkogels waarnamen boven het door hen te bombarderen gebied. Vanaf ongeveer 13.00 uur had een luchtalarm de bevolking van Rotterdam gedwongen een schuilplaats te zoeken. Het diepe gedreun van de aanstormende vliegtuigen werd gevolgd door een reeks snel opeenvolgende explosies, die overal de grond deden schudden, en het leek of er aan alle kanten tegelijkertijd inslagen waren. En zo was het ook. Er werd bijna honderdduizend kilo aan bommen uitgeworpen. Vele huizen stortten als kaartenhuizen in, en velen mensen zouden nooit de verschrikkingen kunnen navertellen, zij werden bedolven onder het puin, stikten in de rook, of waren ingesloten en kwamen om in de vlammen. Het bombardement duurde tot 13.40 uur.

Generaal Schmidt met andere stafofficieren bij de autobus achter de Maassilo, waar kolonel Scharroo zijn handtekening zette onder de capitulatievoorwaarden, (copyright collectie Gerard Groeneveld).
Na de overgave van Rotterdam, begeeft Kolonel P.W. Scharroo, midden, zich van de van der Takstraat op het Noordereiland naar het centrum van Rotterdam. (copyright Gemeente Archief Rotterdam).

 

De Nederlandse commandant besloot na het bombardement te capituleren. In een autobus bij de Maassilo kwamen de Nederlandse commandant Pieter Scharroo en de Duitse legerleiding bij elkaar.

Commandant Scharroo ondertekende het opgestelde capitulatiedocument met ‘Angenommen 14 mei 1940’.

Op de voorgrond, Overste Dietrich van Choltitzt., daarachter Sergeant-Majoor van Ommering met witte vlag, links drie mariniers die op de brugpijlers van de Willemsbrug hadden gezeten, (copyright Gemeente Archief Rotterdam).

Een tweede aanval van Heinkels kon door generaal Schmidt wel via de radio worden teruggeroepen.

Om 16:15 uur begonnen eenheden van generaal Kurt Students Fliegerdivision de Maas over te steken.

In het begin van de avond werden details besproken in Scharroos hoofdkwartier met burgemeester Oud en generaal Kurt Student.

Toen er buiten schoten klonken, stak Student zijn hoofd uit het raam om aan dat nutteloze geschiet een eind te maken. Hij werd geraakt door een balk nadat een verdwaald projectiel de commandopost raakte.

 

Duitse soldaten begonnen Nederlandse burgers tegen de muur te plaatsen voor een massa-executie. Von Choltitzt verhinderde deze massamoord en liet de burgers naar een kerk brengen. Generaal Student werd naar het Bergwegziekenhuis gebracht en daar geopereerd.

Rotterdammers, die gevlucht zijn voor het bombardement verzamelen zich op het Land van Hoboken, bij het Museum Boijmans, (copyright Gemeente Archief Rotterdam).
Meent, Rotterdam, links rechterzijde zwaar beschadigd hoofdpostkantoor, op de achtergrond nog brandende panden, (copyright Gemeente Archief Rotterdam).
Deze foto is genomen vanaf het dak van de Maassilo aan de zuidoostkant van de Maashaven, waar de 9e Panzer-Division een commandopost had ingericht. In de verte is inmiddels het bombardement aan de gang, (copyright, collectie Gerard Groeneveld, Historiek.net).
De enorme rookontwikkeling maakte kijken en ademhalen bijna onmogelijk, (copyright, collectie Gerard Groeneveld, Historiek.net).
De verwoeste Delftse poort met uitgebrande autobus, (copyright Gemeente Archief Rotterdam).
Rotterdam Blaak treinstation en Laurenskerk, (Copyright  Bundesarchiv).

Op 14 mei vielen er onder de Rotterdamse bevolking  ongeveer 850 dodelijke slachtoffers, en 2000 gewonden, waarvan 600 zwaar. Door het bombardement ontstonden er talrijke branden, en door een sterke wind breidden de branden zich razendsnel uit. De binnenstad was een reusachtige vlammenzee geworden.  Er gingen 25,479 woningen verloren en waren er opeens 78.700 mensen dakloos.

De Brandgrens van Rotterdam, copyright Gemeente Archief Rotterdam.

Voor leger en marine verantwoordelijk generaal Winkelman, was dit de reden om alle gevechten te stoppen, de volgende dag, 15 mei werd de kapitulatie van Nederland ondertekend in het dorp Rijsoord. In de eerste vijf dagen van de oorlog waren er zo’n 6700 doden, 2400 Nederlandse soldaten, 2100 Duitse soldaten en 2200 burgers.

Note: Het document van het tweede ultimatum, was als verloren beschouwd, maar in 2017 werd op een Duitse veilingsite het dagboek van generaal Schmidt aangeboden, en aangekocht door schrijver Gerard Groeneveld, en in de kaft bevond zich dit document, dat doorverkocht werd aan  het Oorlogsmuseum Overloon en het Museum Eyewitness in Beek.

Link document:  https://nos.nl/l/2099047

Duitse tanks wachten aan de Dortselaan om het centrum van Rotterdam binnen te trekken, op de achtergrond de brandende stad, midden het eerste blok van de Dordtselaan vanaf de Putselaan de nummers 2 t/m 44, en rechts een deel van het tweede woonblok de nummers 44 t/m 60, (foto  14/15 mei 1940, copyright collectie Gerard Groeneveld).
Tanks van de 9e Panzer divisie wachtend op de Dordtselaan,op de achtergrond de Maassilo en de brandende stad, (copyright collectie Gerard Groeneveld).
Luchtopname Rotterdam, drie jaar na Bombardement, (copyright  RAF).

Hoofdstuk 4,

De geallieerde bombardementen op Rotterdam.

In het boek van Jac.J.Baart en Lennart van Oudheusden, genaamd “Target Rotterdam” worden de gevolgen en effecten,  van de geallieerde bombardementen op Rotterdam en omgeving, voor het Duitse oorlogsapparaat en voor de lokale bevolking beschreven.

Op meer dan 250 verschillende dagen of nachten vond er een geallieerd bombardement plaats in de regio Rotterdam, met een veelvoud aan explosieven. Het hoeft dus niet te verbazen, dat ook het aantal dodelijke slachtoffers door de geallieerden bombardementen op Rotterdam hoger ligt dan het aantal door het Duits bombardement.

Rotterdam was de gehele oorlog een vanzelfsprekend doelwit voor de geallieerde luchtmachten. Strategische doelen, zoals het vernietigen van olievoorraden, havens en toebehoren, onbruikbaar maken van ertsoverslag en scheepsbouw installaties.   Al in mei 1940 gingen verschillende scheepswerven schepen bouwen voor Duitsland, en schepen die in aanbouw waren voor de Nederlandse Koninklijke Marine werden onder toezicht van de Duitse Kriegsmarine afgebouwd. Verder waren doelen de Duitse oorlogsschepen die afgemeerd lagen in verschillende havens, en Duitse luchtafweerbatterijen.

Kaart van de regio Rotterdam, met de belangrijkste plaatsen, Duitse luchtafweerbatterijen en doelwitten. (copyright Baert/van Oudheusden)

Dat bij de geallieerde bombardementen burger slachtoffers zouden vallen was onvermijdelijk, maar deze bombardementen vonden plaats met instemming van de Nederlandse regering in ballingschap.  Ze waren ook in de ogen van vele Nederlanders een noodzakelijk kwaad voor de komende bevrijding.  De geallieerde bombardemen-ten waren geen directe aanvallen tegen een vijandelijke burgerbevolking, dat was het Duits bombardement van 14 mei 1940 wel. Hoewel het doel was om zo veel mogelijk burgerslachtoffers te voorkomen, ging er toch veel mis. De geallieerde oorlogsvliegers , streden deze oorlogsjaren een dappere strijd, waarbij ook vele van hen sneuvelden.

De heer Loe de Jong, (1914-2005), Nederlands historicus,  journalist, en directeur  van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie van 1945 t/m 1979,  schreef in zijn veertien-delige standaardwerk “Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog”,    in deel  5, van maart ’41  tot juli’ 42, in hoofdstuk 7, over  “Engeland nog steeds in het defensief”, vanaf pagina 619,  het volgende over de Engelse RAF:

 

Links, dhr. Loe de Jong, foto 1966, ( Wikipedia).

Menigeen in bezet gebied was er in de zomer van ’41 van overtuigd dat de Engelsen spoedig in West-Europa zouden landen. Het leek onbegrijpelijk dat zij daar niets zouden ondernemen terwijl het gros van de Wehrmacht gebonden was door de strijd met de Russen. Inderdaad had Churchill op onmiddellijke actie aangedrongen. Daags na de invasie van de Sowjet-Unie had hij de Chiefs of Staff geïnstrueerd, na te gaan of men met vijf-en-twintig tot dertigduizend man een grootscheepse raid kon uitvoeren in de buurt van Calais. Het kon niet. Hem werd meegedeeld dat men in totaal slechts vijf- tot zesduizend man zou kunnen overzetten die onmiddellijk door de Duitsers in de pan gehakt zouden worden; bovendien zou men met die operatie het verlies riskeren van alle beschikbare landingsvaartuigen die in reserve moesten blijven voor het geval de Duitsers Spanje en Portugal zouden binnenrukken; dan waren die landingsvaartuigen nodig om op de Azoren, Madeira en de Canarische eilanden troepen aan wal te zetten.

Winston Churchill, (copyright solamavigator.net).

Zeker, de Engelse oorlogsproductie kwam in ’41 op gang, maar het was in veel opzichten toch nog slechts een begin. Dat de Engelsen in ’40 bij de evacuatie van het vasteland zware verliezen geleden hadden, wist men in bezet gebied; men realiseerde zich evenwel niet, hoeveel tijd dit zou vergen, nieuwe divisies te formeren en deze zodanig te oefenen en uit te rusten dat zij tegen de Duitsers opgewassen zouden zijn. Churchills War Cabinet gaf zich hier alle moeite voor. De gehele bevolking, mannen en vrouwen, werden  bij de oorlogsinspanning ingeschakeld, vrouwen alleen niet voorzover zij de zorg voor kleine kinderen hadden. Uiteindelijk zou zelfs bijna een derde (32%) van de totale bevolking, kinderen en ouden van dagen inbegrepen, hetzij in de strijdkrachten, hetzij in de oorlogsindustrie opgenomen zijn. Gemiddeld werd door vrouwen vijftig, door mannen drie-en-vijfitg uur per week gewerkt, en miljoenen moesten daarnaast nog vele uren per week dienst doen bij de luchtbescherming of in the Home Guard. Inspanning genoeg!

Homeguard, foto van 21-6-1940, (copyright wikipedia.org).

Maar modern oorlogsmaterieel vergt voor zijn ontwikkeling en serie-productie een aanzienlijke tijd,  niet maanden, maar jaren. Op nieuwe machines, nodig voor de vervaardiging van nieuwe typen vliegtuigen en tanks, moest men als regel een vol jaar wachten, soms nog langer. Waren die machines afgeleverd, dan traden bij de productie menigmaal ernstige tegenslagen op. Van de drie typen zware bommenwerpers die in ’37 bij de Britse vliegtuigindustrie besteld waren en waarvan de aflevering in ’40 had moeten beginnen, kwam het eerste type dat bruikbaar was, de twee-motorige Halifax, pas in ’41 in zekere aantallen beschikbaar. Hinderlijk was mede dat ten aanzien van veel nieuwe wapenen, nauwelijks nadat ze afgeleverd waren, door de strijdkrachten wijzigingen geëist werden. Vooral de Britse tanks gaven aanleiding tot klachten: ze waren mechanisch minder betrouwbaar dan de Duitse, minder wendbaar en, vooral met een veel te licht kanon uitgerust.

Halifax B Mk III bomber of No. 462 Squadron RAF at an airfield in Foulsham, England, early 1945,
(copyright, ww2dbase Australian War Memorial).

Hoe gering het offensieve vermogen van de Engelsen was, bleek in ’41 op twee oorlogsterreinen; in het gebied van de Middellandse zee en bij de bombardementen op Duitsland. ( Loe de Jong gaat hier in detail in over de strijd in de Middelandse zee en in Noord-Afrika, om niet te ver van het hoofd onderwerp af te dwalen laat ik dat hier buiten beschouwing). In de Middellandse zee had de Britse Navy zware verliezen geleden, en in Noord-Afrika waren de Britse troepen ook niet veel opgeschoten, maar deze verliezen werden door de Engelsen geheim gehouden en derhalve werden de Duitse berichten daaromtrent door de meesten als propaganda beschouwd.

Misschien is in bezet gebied het psychologisch effect van de berichten omtrent het engelse luchtoffensief tegen Duitsland daarom zo groot gebleven omdat bij die berichten van geen duidelijke weerlegging sprake kon zijn. De fantasie kon er zich onbelemmerd meester van maken en die fantasie vond ook voedsel in de herinnering aan het bombardement van Rotterdam op 14 mei ’40. Hoorde men ’s nachts Engelse bommenwerpers op weg naar Duitsland, dan kon men zich haast niets anders voorstellen dan dat deze in de Duitse steden een verwoesting teweeg zouden brengen welke op zijn minst van dezelfde orde van grootte zou zijn als die de Maasstad getroffen had. In feite hadden, ook in ’41, de Britse bombardementen op Duitsland niet veel om het lijf.

In januari had Bomber Command van de Royal Air Force instructie gekregen, de zeventien Duitse installaties voor de productie van synthetische benzine systematisch aan te vallen. Acht lagen er te ver weg maar als men de negen die men wel bereiken kon, inderdaad uitschakelde, dan zou, zo had men becijferd, vier-vijfde van deproductie capaciteit vernietigd zijn. Tot medio maart werden die aanvallen ondernomen maar door het slechte weer kon men slechts bij drie gelegenheden althans in de buurt van de benzine-installaties komen. Het bleek niet mogelijk, dit offensief vol te houden. Van maart tot eind mei moesten de Britse bommenwerpers tegen doelen ingezet worden die voor de strijd ter zee van urgent belang waren: basis en werven van U-boote, de fabrieken van Duitse lange-afstands-bommen-werpers en de slagkruisers ‘Scharnhorst’ en ‘Gneisenau’ die in Brest lagen. Na het begin van de Duits-Russische oorlog werden weer nieuwe doelen aangewezen: negen transportcentra in West-Duitsland, hoofdzakelijk rangeeremplace-menten. Mede teneinde de Russen zoveel mogelijk te helpen, zond de RAF telkens een maximum aan bommen-werpers de lucht in:  in de drie maanden juli, augustus en september werden ca. tienduizend vluchten uitgevoerd, gemiddeld dus meer dan honderd per nacht. Maar hoe effectief waren die bombardementen eigenlijk? In augustus besloot men tot een grondig onderzoek: luchtverkenningsopnamen werden nauwkeurig vergeleken met de logboeken van toestellen die aan bepaalde operaties deelgenomen hadden. De uitkomsten van het onderzoek waren hoogst teleurstellend. Er bleek namelijk dat zelfs op wolkenloze nachten waarop de maan scheen, slechts een derde van de toestellen een aangegeven doel in Duitsland tot op een afstand van minder dan acht kilometer had weten te naderen. Waren de weersomstandigheden minder gunstig, dan was slechts een tiende van de toestellen daarin geslaagd. Een treffer op zulk een doel moest als een toevalstreffer beschouwd worden.

Engelse Stirling bommenwerpers, ingebruik vanaf 1941, (copyright Merksem.net).

Dit onderzoek leidde er toe dat men naar middelen ging zoeken om van Engeland uit de bommenwerpers effectiever tot boven hun doelen te dirigeren. Voorts kwam men tot de conclusie dat men die doelen aanzienlijk ruimer nemen moest: in plaats van fabrieken moesten steden gebombardeerd worden; fabrieken waren blijkbaar moeilijk te raken, steden daarentegen nauwelijks te missen. Drie-en-veertig steden werden daarvoor uitgezocht en men meende dat men ze als centra van oorlogsindustrie zou kunnen uitschakelen indien men er zes maanden lang per maand in totaal 20 000 ton aan bommen op kon laten vallen. Daarbij baseerde men zich op het effect dat een zware Duitse aanval in november ’40 gehad had op de Engelse industriestad Coventry, (In Coventry werd de grootste Engelse fabriek voor de productie van dynamo’s verwoest. Dat leidde tot een achterstand van een jaar in de productie van vliegtuigmotoren).

Churchill bij de ruïnes van de kathedraal van Coventry, (copyright Wikipedia Commons).

Afgezien van het feit dat deze vergelijking een wel heel smalle basis had, was Bomber Command ook nog lang niet sterk genoek om drie-en-veertig steden herhaaldelijk en met kracht aan te vallen. Men had gehoopt dat Bomber Command eind ’41 bijna 2000 toestellen zou tellen- het waren er in werkelijkheid slechts ruim 1000. De productie was telkens vertraagd en er gingen door allerlei oorzaken veel meer toestellen verloren dan men tevoren aangenomen had. Men was er van uitgegaan dat elk toestel gemiddeld aan twintig tot vijf-en-twintig bombardementsvluchten zou kunnen deelnemen; het bleken er tien tot zestien te zijn. Vooral vliegongelukken waren veel frequenter dan men dacht. Het gevolg was dat in de tweede helft van ’41 in nachten waarin men vliegen kon, gemiddeld niet meer dan 420 bommenwerpers opstegen, 380 verouderde, 40 moderne. Zeker, alle inspanning werd er op gericht om Bomber Command tot bijna 4 500 moderne bommenwerpers uit te breiden, maar men wist in ’41 dat dat doel onmogelijk voor 1 juli 1943 bereikt kon zijn.  En tenslotte waren in ’41 ook de leveranties van Amerikaanse bommenwerpers ver bij de verwachtingen achter gebleven: men had per 1 augustus bijna 650 moeten ontvangen, er waren 69 geariveerd. Churchill zelf ging af en toe twijfelen aan het effect van het luchtoffensief tegen Duitsland, maar aldus de historicus Gwyer: ‘The bomber remained the primary offensive weapon, if only because no other existed’.  Veel schade bracht dat wapen in ’41 aan Duitsland niet toe.

Boven ons land verschenen in ’41 niet alleen Engelse bommenwerpers maar soms, en dan vooral overdag, ook lichtere toestellen. Ze werden telkens door de radarposten die de Duitsers aan de kust geïnstalleerd hadden, waar-genomen: jagers stegen op om ze te onderscheppen en aan te vallen; elke Einflug werd nauwkeurig geregistreerd. We bezitten de totaalcijfers van die Britse vluchten o.m. over de periode 1 april’ 41 – mei’ 42 en daaruit blijkt dat van het totaal, 6603 vluchten (hoofdzakelijk vluchten over Nederland naar Duitsland), meer dan de helft, 3376, plaatsvond in de drie maanden juni, juli en augustus ’41. In de zes maanden november ‘ 41 t.e.m. april ’42 (maanden waarin de Geallieerden alleen maar van tegenslagen en nederlagen wisten te berichten) waren er in totaal slechts 1497 Einflüge.  Bij die Einflüge werden vele malen aanvallen uitgevoerd op doelen aan of bij de kust, maar werden ook bij  twee gelegenheden Nederlandse steden getroffen: eind augustus Maastricht door een Engelse bommen-werper die meende boven Düsseldorf te zijn, op 3 oktober Rotterdam. Die laatste aanval was onderdeel van een operatie tegen havens onder Duitse controle die in die ene nacht gericht werd op Duinkerken, Antwerpen en Rotterdam. Van de 33 verouderde Engelse bommenwerpers die op Rotterdam afgezonden werden, wisten 32 de stad in het donker te vinden. Samen wierpen zij 52 ton aan brisantbommen af en deze troffen wel hier en daar doelen in en bij de havens, maar toch in hoofdzaak stadswijken die dicht bij de havens gelegen waren. Er vielen onder de burgerbevolking ruim honderd doden. Kleinere aanvallen waren ook in de zomer al op doelen in het gebied van de Nieuwe Waterweg uitgevoerd maar die waren niet te vergelijken met wat in de nacht van 3 op 4 oktober geschiedde. ‘Niemand ziet hier’, noteerde een Rotterdamse arts. Het nut van zo’n aanval in (hoewel er ook wel Duitse doelen zouden zijn geraakt), integendeel, zelfs wanneer misschien een belangrijk strategisch doel zou zijn getroffen, dan nog is onsecure bombarderen van dichtbewoonde stadswijken niet te verantwoorden (en dat door onze bondgenoot!). Iedereen is onder de indruk en is er vol van. Velen verlaten de stad voor goed of gaan ’s nachts uit logeren elders.

H.M.Koningin Wilhelmina tijdens een toespraak voor Radio Oranje, (copyright Wikipedia-Commons).

Die neiging, Rotterdam te verlaten, werd versterkt toen Radio Oranje zes dagen na het bombardement, op 9 oktober, een officiële regerings mededeling uitzond waarin aan de burgerbevolking het (niet) op te volgen advies gegeven werd, de omgeving de havens langs de Nieuwe Waterweg en die der rangeerterreinen van Rotterdam te verlaten.

Tot zo ver historicus Loe de Jong.

Hoofdstuk 5,

Het bombardement van 3 oktober 1941.

Het was een maand rustig geweest. De laatste aanval van Britse bommenwerpers op de Rotterdamse haven dateerde van 4 september j.l.  Regen en bewolking hadden er voor gezorgd dat de R.A.F. missies in september boven het Europese vasteland onmogelijk waren.

Rond acht uur die vrijdagavond waren 103 bommenwerpers opgestegen van de vliegvelden Alconbury en Marham in zuidoost-Engeland, om aanvallen uit te voeren op Rotterdam, Duinkerken en Antwerpen.  Drieëndertig Wellingtons van 3-Group Bomber Command, de squadrons 40, 115 en 218 vlogen via de Belgische kust naar Rotterdam. Dat meer dan dertig bemanningen de tussen de woonwijken gelegen havens van Rotterdam en Schiedam als doel toegewezen hadden gekregen, was niet eerder voorgekomen. De bommenwerpers vlogen over de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden.

Twee motorige britse bommenwerper Vickers Wellington.

Vanaf Hoek van Holland volgden zij de brede Maas, om Rotterdam vanuit het westen aan te vliegen. In hun logboeken meldden de Britse bemanningen goed zicht. Het was volle maan, en de Maas schitterde als een zilveren lint, en diende zo als navigatie.

De luchthavens in Engeland en het doel Rotterdam.

Het luchtalarm, een gejank van sirenes, klonk om half tien die avond over heel Rotterdam. Het was een heldere najaarsavond. Op straat was nog een druk verkeer van mensen, want de spertijd ging pas in om middernacht. De aanstormende bommenwerpers kwamen als een verrassing. De Wellingtons maakten elk een individuele bombardementsrun na een korte of langere oriëntatie op mogelijke doelwitten.

De R.A.F. wierp die avond 250 brisantbommen van 250 en 500 kilo plus 3600 brandbommen op de toch al zo zwaar gehavende Maasstad,  ( Als we uit gaan van een laadgewicht van 2000 kg per vliegtuig komen we op 32 x 2000 kg is 64.000 kg,  gaan we uit van 250 bommen van 250 kg komen we uit op een gewicht van 62.500 kg, volgens historicus Loe de Jong was het 52.000 kg, weer andere bronnen,  zoals Jac.J.Baart in ‘Target Rotterdam’  spreekt van  244 brisantbommen waarvan het meerendeel  500 ponders, maar ook een aantal 1000 en 250 ponders).

Het doel was het hele havengebied met zijn industrie en scheepswerven. Helaas vielen vele bommen in Rotterdamse woonwijken.

Bijn twee uur lang bleven de vliegtuigen boven de stad circelen. Even voor half tien waren zij gekomen en om half twaalf gierden de laatste bommen omlaag. Tot drie keer toe klonk het sein “veilig”, maar steeds opnieuw verschenen bommenwerpers boven Rotterdam. Twintig Wellingtons hadden opdracht de staal en scheepvaart industrie rond het complex Keilehaven/Lekhaven/Ijsselhaven/Schiehaven te bombarderen. De overige dertien vliegers concentreerden zich op fabrieken bij de Petroleumhaven/St.Janshaven/ Rijn-en Maashaven.

Mensen waren nieuwsgierig en hadden verduisterings gordijnen open gedaan, anderen kwamen uit hun huizen te voorschijn of keken op daken en balcons naar de naderende vliegtuigen.  Maar de hoopvolle blik op de Britse toestellen veranderde toen de eerste bommen omlaag gierden. Een afschuwelijk scheurend gejank van vallende projectielen, daarna het geluid van instortende huizen, en het getik van bomscherven op straten en daken.

Door de Luchtbeschermingsdienst van Rotterdam in 1939 uitgegeven boekje, (copyright Gemeente Archief Rotterdam).

Meerdere bommen vielen rond de Dordtselaan in Rotterdam-zuid. Een zwangere Stien de Bruyn zocht dekking in een portiek, dat werd haar redding.  Achter haar viel een bom. Toen ze weer bij haar positieven kwam, was haar onderbeen afgerukt. Een bom vernietigde het huis van Bakkerij van der Sluijs aan de Dordtselaan nr 69b.  Verder werden de huizen 2,9,26 en 30 van de achter de Dortselaan gelegen Millinxstraat en de huizen 7 en 9 van de nabij gelegen Heinenoordstraat getroffen. Een bom was door het dak van een woonhuis gegaan aan de Claes de Vrieslaan en had zich daarna door drie plafonds geboord, ook door een piano, daarna door de vloer van het soutterrain, vervolgens nog door meters zand en uiteindelijk bleef hij steken in de kleilaag. De bom heeft er  80 jaar gelegen om deze te verwijderen moesten er zes huizen worden afgebroken,  en bewoners door de gemeente worden uitgekocht.   Op 30 mei 2024 werd uiteindelijk de blindganger onschadelijk gemaakt. De bommen die de Britten die nacht afwierpen troffen ook een ziekenhuis, een bejaardehuis en de Dierentuin, tussen half tien sávonds en half twaaf stierven 128 burgers en vielen er 500 gewonden, verder stierven er in de haven ook nog 24 Duitse leden van de kriegsmarine.

Hoofdstuk 6,

Het overlijden van mijn opa, Hendrik Tenholter.

Een bom was niet ver gevallen van huisnummer 86 aan de Dordtselaan, het huis van mijn Opa en Oma. Het hele huis stond te schudden, bomscherven vernielden de ramen, en overal  stof en dikke wolken steengruis, het huis leek wel in brand te staan. Lichten gingen uit en er klonk gegil  en glasgerinkel door het huis.

Mijn opa was net boven gaan kijken, waarschijnlijk na het zoveelste sein veilig, hij liep van de gang de achterkamer binnen, en had de deurknop nog vast toen het noodlot toesloeg. Hij werd getroffen door een bomscherf  precies in de hartstreek, en was opslag dood, net als dertig andere mensen die deze avond de dood vonden aan de Dordtselaan.

In de overlijdensacte stond als tijdstip vermeld: namiddags 11.uur,  dus tegen het einde van het bombardement, dat van half tien tot half twaalf duurde.

De overlijdensacte van 7-10-1941, Heden zeven October negentienhonderd een en veertig verscheen voor mij, Ambtenaar van den burgelijken stand van Rotterdam: Barendregt, Gijsbert Arie, oud vijf en dertig jaren, lijkbezorger, wonende alhier. Die verklaarde dat op drie October dezes jaars, des namiddags te elf uur, alhier is overleden, Tenholter, Henricus Joannes Antonius, oud vier en zestig jaar geboren te Schoonhoven, wonende alhier, slager, echtgenoot van Robbeson, Antonia Maria, zoon van Tenholter, Jacob en Clausmann, Engelbertha, beide overleden. De aangever heeft mij verklaard van het overlijden uit eigen wetenschap kennis te dragen. Waarvan acte, welke is voorgelezen. G.A.Barendregt.   En de ambtenaar voornoemd.

Bij ons thuis werd er natuurlijk nooit veel over gesproken. “ De bom was gevallen ter hoogte van de stoeprand, een bomscherf had een gat in mijn opa’s kleding gebrand, precies bij zijn hart, en een dokter was die avond niet te bereiken”.  Dat was zo het enige wat ons kleinkinderen werd verteld.

                        Hendrik Tenholter 1930                                         Hendrik Tenholter  1933.

Later vertelde mijn moeder nog een keer : “Dat ze schuilden in de kelder, onder de stenen trap die naar de hogere gelegen etages leidde, aan de eene kant leek hun dit veilig, maar aan de andere kant was het ook gevaarlijk als de trap in zou storten”.  En vertelde ze:  “Als we daar schuilden voor de bommen, konden we door een of andere weerkaatsing van het geluid, de Duitsers horen schreeuwen, die achter de zoeklichten zaten bovenop de graansilo aan de Maashaven”,  ( een afstand van zo’n 350 mtr).

Graansilo Maashaven Rotterdam
Afstand Graansilo vanaf Dordtselaan 86, (zo’n 350 mtr.)

Ik heb nu natuurlijk nog  vele vragen? Wat is daar allemaal gebeurd, bij mijn opa en oma op die derde oktober 1941?   Hoe was hij gestorven, was hij echt op slag dood geweest? Was hij met een ruk naar achteren geworpen, of langzaam in elkaar gezakt en gestorven in de armen van mijn oma? Wat waren zijn laatste woorden geweest?

En er waren behalve mijn Oma, (Antonia Maria Robbeson), ook nog drie dochters getuige van zijn dood,  Bep, (mijn tante toen 36 jaar oud), Joke, (mijn moeder, toen 23 jaar oud), en de jongste dochter Hennie, (toen 18 jaar oud), maar ik kan ze helaas niets meer vragen.

Waren ze gelijk hun zus Nel en haar man Frans Schwägli gaan waarschuwen, die woonden dichtbij op Dordtselaan nr 22. En hoe waren ze de andere kinderen gaan waarschuwen,  zus Cor woonde dichtbij, Strevelsweg 146, maar broer Anton in Den haag, en zus Jeanne in Breda, niet iedereen had toen al telefoon, en veel spoedberichten gingen nog d.m.v. een telegram.

Uit een brief die de oudste dochter Bep schreef naar een vriendin die zij kende  van de Afrikaanderplein school  in Rotterdam-Zuid, bleek dat zij die bewuste avond geen dokter hadden kunnen bereiken, en dat Bep zelf het overlijden van haar vader had moeten vaststellen.

Nog die zelfde maand op 28 oktober 1941 kreeg Bep al antwoord op haar schrijven.

 Schimmert 28-10-41,

 Beste Bep, 

                   Een paar regels om U te bedanken voor de moeite, die U gedaan hebt, om mij de bijzonderheden van ’t noodlottig geval dat u van uw Dierbaren Vader beroofd heeft.  Wat ’n ontzettend verdriet voor uwe Moeder en U allen moet ’t geweest zijn, toe u zijn dood moest constateren!    Beste Bep, ik vind ’t zoo fijn, dat u die zware beproeving zoo edelmoedig verdraag!  Ja zeker, Bep, Maria heeft U geholpen, en zal u blijven helpen.  Laat U goed leiden door Haar, en alles zal in orde komen. Ik bid extra voor U.  Gaat het goed met uw Moeder en Jeanne en haar huisgezin? En heeft Antoon nog altijd werk in den Haag? Gaat ’t ook goed met z’n jonge vrouw? Gaat Henny nog op de huishoudschool? En gaat ’t nu goed met de gezondheid van Nel?  Doe ze allen de groeten van mij. Dag Bep, ik vergeet niet te bidden voor uw Vader, en wat u betreft, ik beveel U extra aan Onze Hemelsche Moeder met al uw verdriet, zorg en moeilijkheden.

Hartelijke groeten ,                                         Zr. Appoline d.la Croix, Faes.

 

Note: Dat met Anton met zijn jonge vrouw was met humor bedoeld, toen Anton in 1940 trouwde was hij 28 jaar oud, en zijn vrouw Ans 31 jaar oud.

Mijn oma, Antonia Maria Robbeson, ging na de begrafenis van haar man, voor een half jaar bij haar dochter Jeanne wonen in Breda, om het leed te verwerken en bij te komen van alle gebeurtenissen, en in Breda was het rustiger dan in Rotterdam, waar ze door de bombardementen steeds weer herinnerd werd , aan de dood van haar man.  Mijn moeder had het er moeilijk mee, dat ze haar drie dochters  achterliet in Rotterdam, zij hadden ook hun vader verloren en een intens verdriet te verwerken in deze roerige oorlogsjaren.

Foto  Dordtselaan, tweede blok vanaf de Putselaan, tussen de nummers 48 en 90, links een begrafenisauto, rechts de schuilkelder. Foto genomen 4 oktober 1941, een dag na het bombardement,  (copyright www.beeldbankwo2.nl , collectie NIOD, Gemeente Rotterdam).

 

Twee foto,s achterzijde Dordtselaan, genomen vanaf de Millinxstraat. (copyright Archief Rotterdam) .  Rechterfoto verwoeste huizen Dortselaan 67-73, pand met Schoorsteen is van Bakker v.d. Sluis.

Twee foto,s genomen van de Millinxstraat achter de Dortselaan, in deze straat waren de huisnummers 2, 9, 26 en 30 getroffen, (copyright idem als boven).

Volgens de Pandkaarten van het gemeente archief te Rotterdam, duurde de herstelwerkzaamheden aan Dortselaan nr 86, van 18 november 1941 tot 19 januari 1942.

De orginele tekeningen van de bouw van de woningen van de Dordtselaan zijn tijdens de Tweede Wereld Oorlog verloren gegaan, wel zijn er in 1992 nieuwe tekeningen gemaakt bij een renovatie van 8 woningen, (86a,b,c,d en 88a,b,c,d).   Hieronder een plattegrond van  nummer 86A, het huis van mijn opa en Oma, en daaronder, plattegronden van begane grond en kelder etage, aanzichten van de voor en achtergevel, en een doorsnede tekening.

Plattegrond, begane grond, Dordtselaan 86A, copyright Gemeente Archief Rotterdam.
Plattegronden en aanzichten Dordselaan 86 en 88.

De kranten, niet meer objectief in die tijd brachten het nieuws van het bombardement op de voorpagina’s met koppen als:  “Verbrecherischer britischer Angriff auf Rotterdamer Wohnviertel”, en een dag later ” Bomben auf Kirchen und Krankenhäuser”, en “Hundert Brandbomben auf das Museum” (Deutsche Zeitung in den Niederlanden van 5, 6 en 7 oktober 1941).

Het Vaderland 10-10-1941.

 

De Engelsen brachten die avond aanzienlijke schade toe aan aan Duitse militaire doelen, Een schip was tot zinken gebracht, een munitie depot uitgebrand evenals drie werfloodsen en een torpedoloods, twee Schnellboten, een kazerne van de Kriegsmarine en een hospitaalschip in de Zalmhaven werden vernield. Maar in de Engelse rapporten uit die tijd werd niet gesproken over de geraakte burgerdoelen.

 

 

Rotterdams Dagblad van Zaterdag 27 mei 1995.
Zomer 1956 op de Dordtselaan, v.l.n.r: Ria, Henk, Bert en Johan Tenthof van Noorden.
          Zomer 1956, op de Dordtselaan, Vader en zoon, Jan Tenthof van Noorden met drie                         jarige Bert.

Genealogie Tenholter

Zes Generaties Tenholters.

Link: Rotterdam zo als het vroeger was.

 

Bijlage, geraadpleegde bronnen.

Literatuur:

  •  Jac.J.Baart, Lennart van Oudheusden, Target Rotterdam,         ISBN 97 8902 4420 452.
  •  E.H.Bongers, Opmars naar Rotterdam, 1982, deel 3, De laatste fase,   ISBN 90 6045 416 2.
  • Leo van Hoek, Frits Wehrmeijer, 1985, Het drieluik van Rotterdam-Centrum.
  • Ach Lieve Tijd, Zeven eeuwen Rotterdam en de Rotterdammers, 1986/’87/’88 Uitgeverij Waanders en het Gemeentearchief Rotterdam in samenwerking met het Historisch Museum Rotterdam, ISBN 90 6630 521 5.
  • Rotterdam Frontstad van Gerard Groeneveld. ISBN 978 94 6004 258 4.

Kranten:

  • Deutsche Zeitung in den Niederlanden 5-10-1941.
  • Leeuwarden Courant 5-10-1941.
  • De Tijd 5-10-1941, 7-10-1941, 8-10-1941.
  • Rotterdams Dagblad 27-5-1995, 13-5-2000.

Archieven:

  • Stadsarchief Rotterdam.
  • NIOD, Instituut voor oorlogs-, holocaust-, en genocide studies.
  • University and Research, Wageningen, collection of aerial photographs of the Royal Air Forces.

Terug naar top pagina, klik op deze link !

 

Familie gebeurtenissen met historische en genealogische achtergronden.